De predikanten F. Bijzet en J.J. Burger leverden afgelopen week beiden een bijdrage over de relatie tot de Rooms-katholieke Kerk, inzake de positie van de paus en de eucharistie (ND van resp. 5 en 12 maart jl.). Juist met het oog op de relatie tot die Kerk is het te waarderen dat zij niet alleen genuanceerd zijn in hun opvatting maar ook blijk geven van een gezond zelfbewustzijn van de eigen kerkelijke identiteit.
In tegenstelling tot de (oppervlakkige) gedachte dat alle kerken hetzelfde zijn, lijkt me dat een goede uitgangspositie voor onderlinge ontmoeting. Een houding die ook past bij de beweging van kerkelijk bewustzijn waarvoor paus Benedictus XVI zich hard heeft gemaakt. Wil het gesprek echter verder op gang komen, is het nodig een stap extra te zetten. Want vanuit de Rooms-katholieke Kerk kunnen de genoemde bijdragen opgevat worden als privé-inbreng uit een sektarische hoek in plaats van een kerkelijke opvatting van twee dienaren van het Woord.
Onderliggend punt in het kerkelijk gesprek is de vraag hoe we onze tijd moeten bezien. Beter nog: wat de Heer aan het doen is. Enerzijds staat de Kerk onder druk. Te denken is aan kerkverlating en relevantieverlies. Anderzijds krijgt zij steeds meer kansen om het evangelie te brengen vanwege secularisatie en de opkomst en groeiende zelfbewustheid van allerlei religies en levensbeschouwelijke overtuigingen. Laat de Heer ons hierin niet voelen hoe broodnodig de door Hem gebeden en geboden eenheid is? In dát licht kunnen nuance en gezonde zelfbewustheid tot hun recht komen.
( ingekorte versie geplaatst in het ND van za.16 maart)