Hieronder de reactie van dr. Koert van Bekkum op mijn artikel spreken over Gods oordeel begint bij de gekruisigde Jezus.
Ds. Matthijs Haak reageert op de studiedag ‘De God van het Oude Testament’ van de onderzoeksgroep van de systematici en de Bijbelwetenschappers aan de TU Apeldoorn en de TU Kampen. Hij waardeert hoe de onderzoekers de Bijbel proberen te laten uitpraten. Tegelijk heeft hij vragen. We leven in een multireligieuze wereld. Buiten én binnen de kerk is veel verzet tegen Bijbelpassages die spreken over Gods woede. Komt het dan niet aan op maximale helderheid? Moeten we niet vooral spreken over wie God is in Jezus Christus, in plaats van te beginnen bij een abstracte term als ‘De God van het Oude Testament’?
Ik kan hier alleen maar ‘ja’ op zeggen. Graag zelfs. De conferentie maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Who Is Like You Among the Gods? (‘Wie onder de goden is als uw gelijke?’, Ex. 15:11). Daarin onderzoeken we hoe Gods openbaring te midden van de polytheïstische wereld van toen ons in de veelkleurige wereld van nu helpt Gods unieke Naam te verkondigen. De hindernissen die Haak noemt, vormen dus precies aanleiding voor het onderzoek. Het doel dat hij schetst, staat ook ons voor ogen. In aanvulling daarop nog twee opmerkingen.
1. Haak stelt dat wie begint vanuit Jezus, Gods oordeel in het Oude Testament anders leest. Ik begrijp wat hij bedoelt. We lezen het Oude Testament als christen en dat kleurt onze lezing. Toch aarzel ik het zelf zo te zeggen, juist als je, zoals Haak, het beweeglijke spreken over God in de Bijbel recht te wilt doen en de eenheid tussen Oude en Nieuwe Testament wilt vasthouden.
Het Oude Testament was de Bijbel van Jezus. Dat maakt dat ik deze boeken als oudtestamenticus ook op zichzelf mag lezen om te kijken wat ze zeggen over God. Verder noemt het Nieuwe Testament Jezus Kurios, ‘Heer’, de naam die destijds onder de Griekssprekende joden werd gebruikt voor ‘Jahwe’, de God van Israël. Dat is niet voor niets. Blijkbaar komt in de Messias Jezus de Jahwe zelf naar zijn volk. En niemand in het Nieuwe Testament spreekt zo vaak over oordeel en hel als Jezus zelf. Zonder dus op enige manier af te doen aan het nieuwe en unieke van de openbaring in Jezus Christus, kun je dus zeggen dat de God die zich in Hem laat kennen, ook al in het Oude Testament aanwezig is.
Een gelijkenis die dit prachtig laat zien is die waarin Jezus het Oude Testament samenvat in een verhaal over een man die zijn knechten stuurde om de oogst op te halen van zijn wijngaard. Stuk voor stuk werden ze door de wijnbouwers weggehoond en in elkaar geslagen. En toen hij zijn zoon zond – ‘voor hem zullen ze wel ontzag hebben’ – deinsden ze er niet voor terug hem te vermoorden (Mat. 21). Enerzijds lijkt de eigenaar van de wijngaard bijna naïef. Hij is wel gek dat hij knechten blijft sturen, en zelfs zijn zoon. Anderzijds schetst Jezus God hier als soeverein in zijn radicale oordeel. ‘Wanneer de eigenaar van de wijnbouwers komt, wat moet hij dan met de wijnbouwers doen?’ Wie dit op zich laat inwerken, raakt geschokt: dit past niet binnen het beeld dat we veelal van God hebben. Toch is dit wel wat opkomt uit een zorgvuldige lezing van Genesis tot en met 2 Koningen en van bijvoorbeeld het boek Jeremia – ook als je die boeken op zichzelf leest. Zo helpt het Oude Testament ons dichter bij God te komen, en ook dichter bij de echte weerbarstige werkelijkheid waarin we leven. Zowel het Oude Testament als Jezus zelf waarschuwen ons dus nooit over het oordeel te spreken als iets waaraan we al ontkomen zijn.
2. De vraag is natuurlijk wel: hoe breng je vandaag op een goede manier het oordeel van God ter sprake? Dat is lastig in een samenleving waar de straffen niet hoog genoeg kunnen zijn, en mensen zelf tegelijk nooit iets fout lijken te doen. We zijn immers slachtoffer zijn van onze omstandigheden. ‘Het zijn doorgaans niet de deugdzaamsten die voor de strengste straffen pleiten’, twitterde de Vlaamse universiteitsbestuurder Rik Torfs onlangs. Blijkbaar ontbreekt het ons westerlingen aan besef van tekort en zonde, en juist daardoor ook aan mildheid en vergevingsgezindheid. Dit gegeven vormt een enorme hindernis in het spreken over zonde en oordeel. Maar het is ook een kans. Het klopt immers van geen kant. Er zijn daarom – binnen én buiten de kerk – altijd momenten waarop zichtbaar wordt dat de realiteit van het oordeel bevrijdend werkt. Omdat het ons in contact brengt met de werkelijkheid, mensen hun verantwoordelijkheid teruggeeft, en zo de deur naar echte vergeving opent.
Afgelopen 20 maart riep Franciscus in een preek de maffia op te stoppen met hun wandaden. ‘U gaat naar de hel!’, hield een zichtbaar geëmotioneerde paus zijn gehoor voor. Niemand protesteerde. Geen wonder, want die week was een vierjarig jongetje door de maffia doodgeschoten. Bij grof onrecht tussen mensen is spreken over het oordeel op zijn plaats, zo is het gevoel.
Soms is dat zelfs het geval met onrecht tegenover God. Over de film Noah (2014) kan veel worden gezegd. Maar het is op zijn minst opvallend dat twee seculiere filmmakers als Darren Aronovsky en Ari Handel zich in de film afvragen of het kwaad dat de mens op aarde doet, wellicht zo groot is dat het een oordeel van de Schepper verdient, mocht hij bestaan. De kwestie of we als mensheid wel de goede kant opgaan, laat zich niet wegdringen. De vraag of we geen verantwoording moeten afleggen tegenover iets dat groter is dan onszelf, is dan blijkbaar niet ver weg.
Telkens als dit soort deze vragen aan de orde komen, beschikt een christen over een heel arsenaal aan Bijbelverhalen die er iets over zeggen. Wellicht lukt het zelfs het antwoord dat het evangelie geeft, voor het voetlicht te brengen. Wat heeft dan prioriteit? Het Oude Testament of Jezus? God heeft ons zowel het ene Evangelie als de 66 boeken gegeven. Met Petrus zou ik daarom zeggen: laat het afhangen van tijd en gelegenheid, en leg dan zachtmoedig en met respect verantwoording af van de hoop die in je is. Zo laat zelfs de meest felle hoon zich afweren (1 Pet. 3:15-16).
Uit De Reformatie van 27 juni 2014.
Koert van Bekkum is universitair docent Oude Testament aan de Theologische Universiteit te Kampen