Het voorbeeld van het gemeentestichtingsproject Stroom in Amsterdam laat zien dat zo maar spanningen kunnen ontstaan met het (vrijgemaakt-gereformeerde) kerkverband waar het initiatief uit voortkomt. Die spanningen kun je niet afdoen als ‘hun probleem’: het raakt heel de kerk. Twee voorzetten voor het kerkelijk gesprek over identiteit.
Verlegen
Een moeder die haar dochter niet erkent. Deze heftige beeldspraak voor de verhouding tussen het kerkverband (van de vrijgemaakt-gereformeerde kerken) en een gemeentestichtingsproject stond in het ND van 27 april. Op dinsdag 24 april was het ook raak. Het ging over hetzelfde onderwerp maar de rollen waren omgedraaid. In een opiniestuk werd gezegd dat een moderne manier van denken, onder het mom van missionair-zijn, de kerk wordt binnengehaald: ‘dit moeten we helemaal niet willen’. Hoe nu verder?
Stroom
Aanleiding voor de beide heftige reacties is een impressie van het gemeentestichtingsproject Stroom (ND 21 april). De focus in dat artikel lag op de verlegenheid die is ontstaan over het feit dat dit project vrouwen in de oudstenraad heeft terwijl vrijgemaakte kerken alleen mannen als ambtsdragers kennen. Tegelijk is het gemeentestichtingsproject uit deze kerken voortgekomen en wordt het door deze kerken ook grotendeels gefinancierd. Alleen al deze feiten maken dat het voor de hand ligt eens goed te kijken wat er aan de hand is.
Raakvlak kerk – cultuur
Daar komt bij dat niet alleen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), maar net zo goed andere Schriftgetrouwe kerken tegen vergelijkbare punten oplopen, zeker als het gaat om de missionaire setting. Dat is ook niet vreemd als je beseft dat de kerk het verlangen en de opdracht (Matteüs 28:19) heeft om de nog steeds groeiende groep mensen te bereiken die Christus niet kent en niets met de kerk(cultuur) heeft. Weliswaar kent ieder stichtingsproject z’n eigenheid; gelijk is dat ieder missionair project in zekere zin ‘voor de troepen’ uit loopt en zo duidelijk in beeld brengt wat er op het raakvlak kerk en cultuur speelt.
Identiteit
De belangrijke vragen die op de kerkelijke tafel liggen, hebben te maken met de vraag wie je als kerken bent en wat je identiteit betekent voor je presentatie naar buiten toe. Wil je, om Christus bekend te maken, bepaalde identiteitskenmerken tussen haakjes zetten, en kan dat überhaupt? Kijken we als Schriftgetrouwe kerken ‘even’ de andere kant op (maar als de mensen eenmaal binnen zijn….!)? Of gaan we op onze identiteitsstrepen staan en laat de Heer dan maar roepen wie Hij roepen wil? En: hoe geloofwaardig ben je als je jezelf (voor een deel) anders voordoet dan je bent? Iedere kerk herkent deze spanning.
Synode
De laatstgehouden synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Harderwijk benadrukt bijvoorbeeld helderheid inzake de gereformeerde koers van gemeentestichtingsprojecten. Zij spreekt over de inbedding van het gereformeerde belijden in de visie en missie van het gemeentestichtingsproject, ook inzake ambten en sacramenten. Daarnaast gaf de synode ook opdracht om het begrip ‘gereformeerde identiteit’ nader in te vullen en het gebruik daarvan bij bestaande en nieuwe projecten te bevorderen. Deze beide opdrachten zijn Bijbels en nodig als we als kerken willen groeien in missionair bewustzijn.
Tegelijk blijft vraag hoe je als Schriftgetrouwe kerken verder komt, zeker als er spannende vragen op tafel komen. Als vanuit het werkveld van stichtingsprojecten inzichten ontstaan die voor wrijving zorgen: waar en hoe kan het gesprek daarover gevoerd worden? Hoe gaan we als kerken om met afspraken of regelingen die niet altijd werken zoals gedacht, niet steeds voorzien in nieuwe situaties of soms opnieuw om doordenking vragen? Kortom: hoe ga je om met je identiteit en de ontwikkeling daarvan in een pioniersetting?
Markeren
Om te beginnen moet je de spanningspunten en vragen die stichtingsprojecten oproepen niet afdoen als ‘hun probleem’: het raakt héél de kerk. Ik wil twee voorzetten geven voor het kerkelijk gesprek over identiteit.
1/ Niet op grote afstand maar in de regio van het project het gesprek aangaan tussen het project, moederkerk, classiskerken en anderen (theologen, deskundigen). Laten gesprekspartners het werk(veld) van het stichtingsproject ook ervaren en niet alleen vanuit vergaderruimtes het gesprek aangaan. Essentieel is dat dit gesprek ook plaatsvindt tijdens ‘het werk in uitvoering’.
2/ Identiteit concreet benoemen. Ook als je gaat pionieren, is het goed bepaalde uitgangspunten te hebben die te maken hebben met de kern van kerkzijn. Bijvoorbeeld:
- Gáán voor verbondenheid zoals die zichtbaar wordt in het stempel van Gods genade: de doop voor hen die tot geloof komen én hun kinderen (gezinsdoop).
- Gáán – ook al klinkt ‘preek’ vandaag als een vies woord – voor Woordverkondiging en voor het borgen van de kwaliteit daarvan.
- Gáán – ook al merk je buiten en in jezelf onverbondenheid – voor herkenbare verbondenheid (kerkverband) bij de inrichting van de (nieuwe) gemeente.
Niet alleen gemeentestichtingsprojecten; élke gemeente is gebaat bij zulke gesprekken over identiteit.
Als lid van de Werkgroep gemeentestichting (dat functioneert onder verantwoordelijkheid van het deputaatschap Ondersteuning Ontwikkeling Gemeenten (OOG)) schreef ik dit stuk als opinieartikel op persoonlijke titel in het Nederlands Dagblad van maandag 7 mei 2012.