Allerlei individuele meningsuitingen en onderzoeken domineren de agenda van de kerk. Daarmee kan het leven uit genade onder druk komen te staan: er moet van alles. Aan de andere kant is meningsvorming van onderaf een gegeven: zo werkt het nou eenmaal in onze tijd, en aan haar eigen tijd kan en wil de kerk zich toch niet onttrekken? De vraag is welke bedreigingen en uitdagingen er in dat gegeven zitten.
In De Reformatie van 14 december 2012 roept prof. Ad de Bruijne roeptoeterende christenen op tot bekering. Hij schreef: wij roeptoeteren te veel in de kerk. Links en rechts maken wij wijd en zijd bekend wat wij zoal vinden (…) hoe de kerk zou moeten zijn.
Niet veel later werd dit onderwerp van een breder kader voorzien door het Nederlands Dagblad, op 18 december jl. De oproep van De Bruijne werd in verband gebracht met opmerkingen van NGK predikant Willem Smouter en de scriba van de PKN, dr. Arjan Plaisier. Ds. Smouter schreef dat hij gek wordt van allerlei onderzoeken die de kerk tot van alles en nog wat verplichten. Plaisier gaf tal van voorbeelden van ‘verplichte nummers’ voor de kerk. Plaisier is het scherpst omdat hij signaleert dat christenen zo onder de wet leven. Er moet van alles en nog wat in de thuishaven van genade. De apostel Paulus zou zich in zijn graf omdraaien als hij van zulk soort gedoe in de kerken zou horen (cf. Gal. 3:1-5).
Ooit en nu.
In alle genoemde voorbeelden gaat het over de manier waarop meningsvorming in de kerk plaatsvindt. Hoe dat vandaag gaat, verschilt nogal van vroeger. De Bruijne wijst op de goede regel die er ooit was: je laat je pas ergens over uit nadat je bent nagegaan wat anderen daarvan zeggen. Het verschil met nu is dat ‘Jan en alleman’ hun meest individuele mening zomaar in de groep gooien. Bij ds. Smouter gaat het over de kerkelijke agenda. Die wordt niet bepaald door de kerk zelf maar door onderzoeken van buitenaf. Vroeger kon de kerk blijkbaar haar eigen agenda bepalen, nu niet meer. De context van de uitspraak van dr. Plaisier ontbreekt maar het zou me niet verbazen als die ongeveer gelijk is aan die waarnaar De Bruijne verwijst.
Individuele opinievorming.
Ik denk dat de oproep van deze drie kerkleiders op veel instemming kan rekenen en tegelijk op veel schouderophalen – áls zij al gehoord worden door al diegenen die ze willen bereiken. Een kerk die gedreven wordt door roeptoeters en wetten van buitenaf kan zichzelf immers beter opheffen. Anderzijds: hoe kun je christenen verwijten dat zij te veel zijn beïnvloed door de tijdgeest? We leven vandaag bij ieders meest individuele mening van dit moment en bij opinievorming van onderaf. Een dag niet getwitterd is een dag niet geleefd. Dat gaat van Johannes de Bultrug, via de stropdas van de minister-president tot aan de zin en onzin van wraakpsalmen. En ik weet het vooral beter dan jij (of was het nou andersom)? En zo niet: dan zal ik je met mijn gelikte presentatie, hoeveelheid ‘vrienden’, adequate woordkeuze, meegestuurde videofragment, gehouden onderzoek, knappe verschijning of harde resultaten om de oren slaan en mijn gelijk halen.
Zo gaat het vandaag de dag. Ik vraag me wel eens af: zou God er daarom voor hebben gekozen om zijn Zoon niet in onze tijd maar aan het begin van de jaartelling naar de wereld te sturen (Gal. 4:4a)?
Uitdaging.
Uiteraard is dit alles bekend bij diegenen die een schot voor de boeg geven; zij maken voor honderd procent deel uit van deze roeptoetercultuur. Wat heeft dat de kerk te zeggen en hoe gaat zij daarmee om? Ik geef twee voorzetten voor een vervolg op dit gesprek.
Allereerst: factoren van buitenaf zoals onderzoeken of roeptoeters spelen mee bij waar het in de kerk over gaat. Dat is onvermijdelijk, zo gaat dat nou eenmaal in onze tijd. Wat kennelijk stoort, is iets waar we niet omheen kunnen. Volop erkennen dat de kerk in haar eigen cultuur leeft, maakt ruimte vrij om de ene tijd niet boven de andere te plaatsen.
Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of de mening van de enkeling die eerder het podium had beter of gefundeerder was dan de mening van iedereen die vandaag de sociale media tot zijn beschikking heeft. De verhalen van mensen die blindvoeren op de mening van een dominante figuur x of y in de kerk zijn niet altijd bemoedigend. Soms moet je achteraf als kerken tot je eigen schade erkennen dat bepaalde meningen van een enkeling of een bepaalde manier van communiceren de kerk geen goed heeft gedaan. En in vergelijking met de bagger die de wereld op de sociale media produceert, waartegen politici als dhr. Spekman en minister-president Rutte zich keren, doet de kerk het nog niet eens zo slecht. Trouwens, er zijn ook signalen dat de ‘homo digitalis mobilis’ al behoorlijk op z’n retour begint te raken (NRC, 24-12-2012).
’Ut engelke’
In de tweede plaats is het opvallend hoe goed de Rooms-katholieke Kerk het doet, die omgang met de sociale media. Denk bijvoorbeeld aan ‘Ut engelke’ uit Den Bosch; een eigentijdse engel met een eigen twitteraccount en mobiele telefoon blijkt veel mensen te bereiken. Of denk aan het Handboek kerk en sociale media (2012) onder redactie van twee christenen van rooms-katholieke signatuur.
Wreekt zich hier misschien dat de kerken van de reformatie zoveel kind van hun tijd waren en zijn? Haar kracht betekent ook haar vatbaarheid voor de nadelen van de tijd waarin ze leeft. De vraag is dan hoe we goed kunnen omgaan met voor- en nadelen van een specifieke cultuur.
Ik en wij.
Toen ik een tijd geleden tijdens een preek vertelde dat ik bij een symposium was geweest, kwam iemand na afloop naar me toe. Hij vroeg me waarom ik niet had gezegd om welk kerkelijk symposium dat ging. Dat zette me aan het denken. Ik had hier een gericht signaal van verbondenheid kunnen afgeven door met naam en toenaam het symposium te noemen waar ik heen was geweest!
Onze tijd van hoogstindividuele meningsuitingen is bij uitstek een tijd zijn waarin we als christenen aan anderen kunnen laten horen, zien en lezen wat redding betekent. Het gaat de Heer om meer dan mijn persoon en geloof. Ik ben niet alleen van Christus (Rom. 14, HC zondag 1); ik ben net zo goed van de kerk van alle tijden (Ef. 4; HC zondag 21). Deze tijd is een test voor de echtheid van de kerk. Bij publieke, tenenkrommende uitspraken van christenen over het huisgezin van God (Ef. 3:19) past inderdaad een oproep tot bekering. Maar laten we ook verder kijken. Een korte toewijdingtekst op Twitter bijvoorbeeld of via een ander kanaal is een prachtig statement. Ds. Gert Hutten maakte indertijd een onvergetelijke slogan over internetgebruik. Met een knipoog naar Jozua 24:15 zei hij: ik en mijn muis, wij zullen de Heer dienen. Geweldig! Tot op vandaag ligt deze tekst bij christenen, ergens bij hun computer of iPad.
Het is tijd voor een pakkende slogan over publieke meningsuiting en het gebruik van allerlei sociale media! Misschien dat de Reformatie of een ander medium hiervoor een prijsvraag kan uitschrijven.
Scherp.
Juist omdat het ik-gerichte zo haaks staat op de zelfontledigende liefdesdaad van de Heer (Fil. 2:6) is het zaak scherp te zijn. Dit onderwerp verdient goede aandacht in de kerk. Laten alle mitsen en maren niet ten koste staan van het besef dat de kerk vandaag leeft en communiceert. Als aan de andere kant blijkt dat er van alles moet in de kerk is het tijd terug te gaan naar de basis. Want er moet maar één ding in de kerk: de Heer danken dat Hij mens werd om ons te verlossen, de wereld hoop te geven.
Alle eer aan God in Christus. In Facebooktaal: thumbs up for Christ!
Dit artikel komt uit de Reformatie van 8 maart 2013