Fatwa tegen ISIS-strijders vragen. Hoe christelijk is dat?

Dominee Bert Loonstra wil graag dat daartoe bevoegde moslimsleiders een fatwa tegen ISIS-strijders uitvaardigen (ND, 27 oktober 2014). Loonstra komt op dit idee naar aanleiding van een uitspraak van de vicepresident van de raad van State, Piet Hein Donner. Donner heeft even geleden gezegd dat het niet kies is om van moslims te vragen afstand te nemen van ISIS. Door dat te doen impliceer je dat ‘we ze (moslims, jmh) ervan verdenken dat zij óók zo zijn’ aldus Donner.

Andere situatie
Het punt dat Donner en Loonstra aansnijden is niet alleen relevant maar ook heel ingewikkeld. Haast eindeloos en op diverse niveaus is er sinds de jaren 80 van de vorige eeuw gediscussieerd over de verhouding religie en geweld. Dat debat is geïntensiveerd sinds de opkomst van de afgrijselijke terreurbeweging ISIS. En Loonstra heeft een punt als hij zegt dat het voorbeeld dat Donner noemde bij zijn toespraak niet klopte. Donner begon over de godsdienstoorlog tussen katholieken en protestanten in de twintigste eeuw in Noord-Ierland. Nederlands christenen hoefden toen ook geen afstand te nemen van die strijd. Loonstra geeft aan dat het nu anders ligt. Jongeren uit gewone gezinnen reizen uit om mee te doen aan de strijd in het Midden-Oosten. En radicale predikers als Tarik Chadlioui worden in Nederland uitgenodigd om hun boodschap te verkondigen.

Oemma
Opmerkelijk is het dat Loonstra Donner toch gelijk geeft. Als je moslims vraagt afstand te nemen van ISIS veronderstel je dat ze met ISIS verbonden zijn; en juist dat ís het geval volgens Loonstra!

Zeker hecht Loonstra waarde aan de vele islamitische verklaringen waarin met afschuw wordt gesproken over de moorddadige acties van ISIS. Maar volgens Loonstra is het islamitische besef van de oemma, de wereldwijde verbondenheid tussen alle moslims, zo omvattend dat de onderlinge solidariteit tussen moslims voor alles gaat. Vooral als het om een gemeenschappelijke, externe vijand gaat. Loonstra stelt in zijn column: ‘als het echt aankomt op de keuze tussen ISIS-strijders en Arabische christenen, dan zou de oemma kunnen eisen dat moslims die de terreurdaden veroordelen, voor deze strijders kiezen en tegen de christenen’. Blijkbaar is de redenering van Loonstra dat alleen een fatwa tegen ISIS-strijders voldoende duidelijkheid creëert van de kant van moslims.

Onderscheid
Loonstra geeft heel wat om over na te denken. En ik neem aan dat hij dit vooral schrijft om daarmee gevoelens van velen te verwoorden en/of de discussie scherp te krijgen. Dat laatste lijkt mij een goede zaak. Dan zet ik in op de vraag hoe christelijk het is om zo’n fatwa te vragen van moslims. Als het waar is dat het islamitische concept van de oemma inderdaad zo omvattend is, vragen christenen aan moslims om iets heel dieps van hun geloofsovertuiging op te geven. De spannende vraag die daarachter schuilgaat is: waarom zou een christen dat vragen aan een moslim? Welk recht hebben christenen om dat te doen?

Loop je, om te beginnen, niet het risico dat de bijnaam die ISIS-strijders aan het Westen geven als een boemerang op jezelf terugslaat? Wellicht niet zo direct als de terreurgroep ISIS die gebruikt. Maar als ‘kruisvaarders’ hebben christenen bepaald geen schoon geweten als het om geweld of overheersingsdrang gaat. Je mengt je op een diepe manier in een interne zaak van het geloof van een ander. Laten islamtische geestelijken hierin zelf tot hun conclusies komen.

Belangrijker lijkt me de vraag of een christen zo’n fatwa kán vragen aan een moslim. Als de ene moslim tegen de andere moet zeggen dat hij of zij géén moslim(a) is, moeten christenen daar dan niet eerst voor zichzelf mee beginnen? Wélke christenen vallen dan buiten de boot? Moorddadige, overspelige, goddeloze, alcoholverslaafde, vloekende of schijnheilige christenen? Of ‘gewoon’ zondige christenen? Nee. Zo gaan we er niet komen. Geen enkele christen niet. En al helemaal niet ten opzichte van moslims of andere (niet-)gelovigen. Een christen is christen in en om Christus.

Onwetend
Er is voor een christen maar een goede reden te bedenken waarom je een moslim zou vragen afstand te nemen van zijn of haar diep(st)e geloofsovertuiging. Dat kan alleen als je een alternatief biedt. En dat alternatief is niet allereerst een ander idee of een geloofsconcept dat de oemma moet vervangen. Het is de koning van Gods koninkrijk zelf, Jezus. Hem kennen gaat alles te boven. Kijk maar eens hoe hij werkt.

De Heer Jezus vroeg aan een zeer fanatieke, diepreligieuze christenvervolger (!): ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij’ (Hand.9:4)? Uit zijn religieuze identiteitspapieren weten we dat Saul heel veel had; hij kon hoog opgeven tegenover God en mensen (Fil.3). Onthullend is echter de reactie van deze supergelovige als Jezus hem in de kraag grijpt. Saul zegt: ‘Wie bent u, Heer?’

Saul kende Jezus niet als gekruisigde en uit het graf verrezen Heer. Hij wist niet wie de Heer was. Dat was zijn probleem. ‘Wie bent u, Heer’? Dat is in een notendop het probleem van de ISIS-strijders. Ze denken dat ze in blinde haat (eindeloos) hun gang kunnen gaan, al dan niet gemeend ‘in Gods naam’. Daarom bidden christenen in het Midden-Oosten ook het gebed dat Jezus zelf bad toen hij werd gekruisigd: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen’ (Luc.23:34). Niet-weten wie de Heer is, is net zo goed het probleem van de christen die zich misdraagt in leer of leven. Zo’n christen denkt in concepten van zonde en genade of wat dan ook maar. ‘Wie bent u, Heer’? En de Heer Jezus zelf is het diepste gemis van een moslim die – al dan niet van harte – allerlei religieuze inspanning verricht. Alleen als moslims koning Jezus en zijn koninkrijk leren kennen, kunnen ze hun oemma loslaten.

Met de vraag wie de Heer is, begint het allemaal. Je eigen religieuze identiteit opgeven of aan een ander vragen dat te doen, kan alleen als je de Heer Jezus voor ogen stelt. Wat dat betreft ligt er in deze tijd een grote verantwoordelijkheid bij christenen. Bij al dit geweld wijzen op de koning van vrede en recht. Als hij ons helpt bij onze taak hoeven wij een ander ook niet te vragen om iets op te geven. De Heer vraagt en geeft het.

———-
Zie Laat het oordeel aan God (2015). Bijdrage aan interreligieus gesprek over religie en geweld. Zie voetnoot xx in die blogpost; IS wordt in een brief die de 126 islamitische schriftgeleerden en juristen op 10 september 2014 adresseerden aan Abu Bakr Al-Baghdadi “niet on-islamitisch” genoemd.

3 thoughts on “Fatwa tegen ISIS-strijders vragen. Hoe christelijk is dat?

  1. Ik wil wegblijven bij de discussie over wel of niet een fatwa, wel of niet afstand nemen van je religieuze identiteit. Ik vind het nl. vooral een theoretische discussie. Laten we het hebben over hoe we in Nederland (misschien wel in onze eigen woonplaats) het debat of gesprek over islam en geweld kunnen voeren. Ik denk dat de toespraak van vice-president mr. J.P.H. Donner voor de Koninklijke Bond van Nederlandse Oranjeverenigingen (inmiddels al even geleden) ons dan de verkeerde richting wijst. Donner vindt dat niet-moslims moeten stoppen met het oproepen van moslims om afstand te nemen van geweld dat in naar van de islam bedreven wordt. Donner dacht daarbij aan het huidige geweld in Syrië en Irak.
    De achterliggende gedachte vind ik sympatiek: door moslims hiertoe op te roepen bevestig je wat wordt ontkend. Want door van moslims te verwachten dat ze zich collectief en individueel van de terreur in Syrië en Irak distantiëren, verdenken we ze impliciet ervan dat ze ook zo zijn.
    Maar is dit zo?
    De Stentor heeft mij enkele weken geleden week als predikant geïnterviewd over geweld in de Bijbel. Ik zie daarvan het probleem niet. Dat alleen het stellen van de vraag (naar de relatie tussen Bijbel en geweld) bij sommigen het beeld bevestigt, dat geloof in de wereld altijd tot geweld leidt, neem ik daarbij graag voor lief.
    Met veel van wat Donner zei ben ik blij. Toch ben ik bang dat spreken over islam en geweld op de voorgestelde manier een taboe wordt. Dit leidt alleen maar politiek correcte gesprekken over de islam.
    Laat er vooral wél een debat zijn over islam en geweld. Donner had aangeven hoé zo’n debat dan gevoerd moet worden. Want dat zo’n debat kan ontsporen, is een reëel gevaar! Dat ben ik roerend met Donner eens.
    Ik noem een paar spelregels voor het debat:
    – We geven er rekenschap van dat we leven in een democratie waarin minderheden en meerderheden in vrijheid naast elkaar mogen leven met hun eigen geloofs- en andere levensovertuigingen.
    – We gaan er niet vanuit dat onze moslim-gesprekspartner bij voorbaat verdacht is.
    – We waken ons ervoor dat het debat wordt gebruikt om onderbuikgevoelens richting de islam en moslims te ventileren. Respect voor elkaar moet in het debat tot uiting komen.
    – We geven de moslims niet het gevoel dat we hen op het matje roepen voor alleen thema’s die niet-moslims niet aanstaan.

    Waarom vind ik een open debat over islam en geweld wél nodig?
    Ik bespeur bij mijn gemeenteleden oprechte bezorgdheid over moslims in ons land. Het gaat om gemeenteleden die moslims als collega’s hebben, die moslims op het werk spreken. Zij horen van moslims dat zij voor het kalifaat zijn, ook in Nederland, maar dan niet naar het voorbeeld van ISIS. Zij horen van een oprecht verlangen dat de islam zich over de hele wereld mag verbreiden. Geweld wordt dan niet overduidelijk afgezworen als mogelijk middel.

    Ik distantieer me van onderbuikgevoelens jegens moslims, ook onder kerkleden! Maar ik deel deze zorgen van mijn gemeenteleden. Zelf heb ik ook zorgen.
    Ik sta niet achter de stelling ‘islam = geweld’. Die doet volgens mij geen recht aan de brede islam. Niet alle moslims delen de fixatie op geweld die we zien bij bijvoorbeeld ISIS, Boko Haram, en andere extremistische groepen en stromingen. De gewelddadige jihad is daar verworden tot een zesde zuil van de islam.

    Maar ook al fixeert de doorsnee islam zich, vermoed ik, niet op geweld, de islam laat wel degelijk ruimte voor geweld. De profeet Mohammed hanteerde zelf het zwaard. De gewelddadige jihad heeft een plek in de Koran, evenals het doden van afvalligen. In een (gedroomde) islamitische staat in Nederland is de kans niet denkbeeldig dat de overheid haar geweldsmonopolie zal delen met de moskee. Dat zijn zo een paar van mijn zorgen. Kunnen moslims in Nederland deze zorgen bij mij en ook veel andere niet-moslims in Nederland wegnemen?

    Daarom wil ik graag interviews lezen met imams en andere moslim-leiders over geweld in de Koran en in de islamitische traditie. Graag zou ik hierover debatten zien met onder meer orthodoxe moslims als deelnemers.

    Het debat moet niet alleen in de media gevoerd worden. En spreek niet altijd over debat. Noem het in andere settings gesprek. Zo’n gesprek tussen mensen met verschillende achtergronden kan plaatsvinden in moskeeën, in kerkgebouwen, in buurthuizen. Het kan tijdens buurtmaaltijden, tijdens iftar-maaltijden, op een avond van een studievereniging. (Gelukkig gebeurt dit al op meerdere plaatsen.)

    Van belang hierbij is om niet alleen en altijd over islam en geweld te praten. Ga ook in gesprek over zorg voor elke medemens binnen de islam en andere levensbeschouwingen. Bespreek bijvoorbeeld als moslims, Joden en christenen elkaars geloofservaringen. Spreek over de scheiding ‘kerk’-staat bij godsdiensten en politieke stromingen, enz.

    Een open debat in de media en eerlijke gesprekken op andere plekken in de samenleving zijn cement voor onze democratie! Maar debat en gesprek kunnen onze democratie alleen schragen als ze plaatsvinden onder de juiste condities.

    • Ha Roelof.

      Dank voor je uitgebreide en hartelijke reactie. Je moeite om in te gaan om Bijbel en geweld vind ik prachtig (steeds geliked op FB). Want álle monotheïstische godsdiensten worden op dit punt argwanend bekeken. Mooi dat het tot dat interview heeft geleid.

      Je zegt dat het punt van Loonstra theoretisch is. Volgens mij ligt dat ingewikkelder. Wél (theoretisch) omdat er zoveel fatwa’s worden gevaardigd; IS trekt zich hier natuurlijk niets van aan (al gaat het Loonstra wrs. om het signaal dat daar voor anderen van uitgaat).

      Niet theoretisch vind ik het onderliggende punt bij het artikel van Loonstra; het appel om afstand te nemen van de oemma. Dáárop reageer ik (helaas miste jouw vriend op FB – die kwaad was op mijn artikel – dat dit het punt is waarom m’n schrijven draait). Ik vraag aandacht voor het feit dat dit niet kan op de manier waarop Loonstra het voorstelt. Je slaat dan wezenlijke stappen over. Zie hiervoor mijn artikel.

      Met dat ik waardering heb voor jouw inbreng houd ik wat dat betreft ook wel vragen over. De kerk heeft haar eígen ‘agenda’, Christus. Jezelf willen verantwoorden in een tijd van geweld (prachtig) is niet hetzelfde als aan een ander vragen hoe het met zijn geweld zit; ik ben benieuwd of en hoe moslims daarmee komen. En wélke zorgen hebben christenen precies?

      Ik heb een keer, in een lopend besprek tussen christenen en moslims, een avond meegemaakt over geloof en politiek. Daar komen vragen naar geloof en geweld aan de orde. In alle openheid. In die zin ben ik er helemaal niet bang voor, lijkt het me volstrekt logisch. Dan wijzen wij inderdaad op Jezus die, toen hij ging lijden, zei: doe het zwaard weg. En op de brief aan de Romeinen waarin wordt gezegd dat wij geen wraak moeten nemen maar liefhebben en dat God de overheid het zwaard geeft. Dan staat dit onderwerp in de lijn van ontmoeting en gesprek.

      In de lijn van mijn artikel denk ik: als christenen nú aan moslims naar geweld in hun religie gaan vragen; wélk signaal geven ze dan af? De wereld (onze overheid) zegt bijvoorbeeld: ónze waarden en cultuur worden (nu) bedreigd dus we moeten ingrijpen en actie ondernemen. Worden christenen nu wakker (‘help, bedreiging’), en waar gaat het christenen dan precies om? Dan zijn christenen, ik zeg het nu even scherp, net zo tolerant als Nederland: het kan je wat schelen als het joú begint te raken.

      Het evangelie is wezenlijk anders; wil iedereen bereiken. Jezus is de weg voor allen. En christenen verwachten de ingrijpende komst van de Heer en zijn rijk van recht en vrede. Het kon, ben ik bang, nog wel eens een te cultuurbepaalde reactie zijn als we gaan beginnen over ‘hun’ geweld en een te weinig christelijke reactie.

      Hartelijke groet
      Matthijs

      • Ik was inderdaad niet ingegaan op de ‘oemma’. Dat zal ik nu doen. Zolang Loonstra mij op geen enkele manier laat blijken hoe de oemma fuctioneert onder de doorsnee-moslim in Nederland, komt zijn punt mij voor als een ‘theoretisch’ punt, net zoals zijn oproep tot een fatwa louter ‘theoretisch’ is.
        Ik kan niet zeggen hoe de oemma in de praktijk onder doorsnee-moslims functioneert. Ik weet wel uit ervaring hoe groepscultuur onder allochtone moslims ervoor zorgt dat ze de groep niet snel zullen afvallen. (Daar is dus niet alleen het oemma-besef voor nodig.) Ook weet ik, op basis van één ervaring, hoe moslims een nogal al fatalistische kijk op de Allahs leiding in het leven kunnen hebben in relatie tot de verantwoordelijkheid van de mens ten aanzien van zijn eigen eigen handelen. Dat kan een gesprek over verwerpelijk handelen van een moslim (een criminele jongere bijvoorbeeld) ingewikkeld maken nog zonder dat de oemma daarbij mogelijk een rol speelt. Met voorgaande wil ik maar aantonen dat in het geen afstand nemen van elkaar, niet per se de oemma een rol hoeft te spelen.
        Dan over de oemma zelf. Niet iedere moslim voelt die verbondenheid even sterk. Bekend is (uit onderzoek) dat in het Westen levende moslims meer terugvallen op het oemma-gevoel als ze zich gediscrimineerd voelen, als ze in het debat in de hoek gezet worden, enz. Islamitische bespelers van het wereldwijde web spelen hier gretig op in. De oemma is daardoor deels virtueel geworden. Een moslim kan zich zo buiten het huis van de islam (de landen waar de moslims in de meerderheid zijn) toch nauw verbonden voelen met de oemma. Loonstra en jij kunnen dus best een punt hebben, maar maak dat dan inzichtelijk voor mij.
        Wat je schrijft over de deelname van de kerk aan het maatschappelijk debat (of welk gesprek met moslims dan ook) onderschrijf ik. Ik schreef niet zozeer over de bijdrage van de kerk aan dat debat, maar over hoe het maatschappelijk debat (in zijn algemaan) over geweld en islam in mijn ogen gevoerd zou moeten worden.

        Hartelijke groeten,

        Roelof

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.