Na de afgrijselijke aanslagen in Parijs laait het islamdebat weer op. De aanslagplegers schreeuwden immers dat de profeet Mohammed door hen is gewroken. Maar het islamdebat heeft iets vermoeiends. Steeds worden dezelfde, voorspelbare posities ingenomen. En toch zijn de aanslagen zo heftig dat we niet zomaar verder kunnen.
De zondag na ‘Parijs’ lazen we Romeinen 12. Ieder woord geneest en wijst de weg. Niet alleen omdat er wordt gezegd geen wraak te nemen maar lief te hebben. Maar ook omdat blijkt dat nieuw leven gericht is op het belang van de ander. Wie zo leeft, provoceert niet. Wie zo leeft, vergeldt niet. Je beseft dat de wereld schreeuwt om déze maatschappij.
Evangelie
Het evangelie zegt dat voor gelovigen deze realiteit in Jezus begonnen is. Ik kan er daarom niet bij dat christenen na ‘Parijs’ beginnen over het verschil tussen de islam en het christendom. Of het verschil tussen de gewelddadige Mohammed en de geweldloze Jezus benadrukken. Ook begrijp ik niet goed waarom christenen steeds spreken over de voor- en nadelen van de vrijheid van meningsuiting. Zo kijkt de wereld.
De wereld ziet religies, culturen en (weinig) inspirerende figuren. Een christen kent Christus. Hem hebben wij centraal te zetten en uit te stralen. In het bijzonder, denk ik dan, aan moslims. ‘Parijs’ herinnert ons eraan dat het kruis een vernedering, een schandaal is (Hebreeën 12:2). Terwijl íedere moslim voelt dat de heilige God en zijn profeet niet vernederd mogen worden, claimt het evangelie dat nota bene God zelf een en al vernedering werd; Jezus hangt voor paal. Ik denk dat wij, westerlingen, Jezus op deze manier nauwelijks kennen.
Als christenen werkelijk geloven dat Jezus de hoop is van alle volken en culturen moet het nu toch wel tot ons doordringen; we moeten onze houding veranderen: God danken voor iedere moslim in ons land.
Redactioneel van Onderweg, 24 januari 2015