Sebastien Valkenberg stelt de verhouding tussen religie en geweld aan de orde (NRC 13 januari 2015). De realiteit van geweld zet een alleen maar op compassie gerichte voorstelling van religie van iemand als Karen Armstrong onder zware druk.
Nu is de verhouding tussen religie en geweld is sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw veel bestudeerd. Echt existentieel is dit onderwerp geworden door zich herhalende aanslagen en terreur in Gods naam. Parijs sluit voorlopig deze gruwelijke lijst. Al richt Valkenberg zich in zijn betoog vooral op de islam; ik denk dat hij er gelijk in heeft dat ook christenen zich beter op dit onderwerp moeten bezinnen. Te simpel is de tegenstelling die afgelopen week door christenen geschetst werd tussen de geweldloze Jezus en de gewelddadige Mohammed, bijvoorbeeld door dominee J.J. Suurmond op nieuwwij.nl. Want de door Valkenberg genoemde Paul Cliteur voert in zijn Monotheïstisch dilemma (2010) religieuze aanslagen van vandaag terug op wat hij noemt ‘fundamentalistisch kadavergeloof’ uit het Oude Testament. Dat Testament is ook een geloofsbron van christenen.
Eén God
Weliswaar lezen christelijke theologen deze oudtestamentische geweldsteksten altijd in hun tijd en context. Toch betekent dat niet dat de verhouding tussen religie en geweld daarmee voor christenen zonder meer als achterhaald kan worden beschouwd. Om twee redenen kan een christelijk theoloog deze korte bocht niet nemen. In de eerste plaats omdat voor christenen voorop staat dat er maar een God is. Omwille van de eenheid van God kan een christen niet simpelweg spreken van ‘de God van het Oude Testament’. In de tweede plaats geeft ook het Nieuwe Testament blijk van diverse ingrijpende geweldsteksten.
Smalende Godslastering
Religieuze terreur dwingt gelovigen daarom een stap terug te doen. Ook zíj komen voor de vraag te staan hoe religie, geweld en dwang zich tot elkaar verhouden. De oproep van CDA-leider Buma dat moslims publiek afstand moeten nemen van het geweld van Parijs is dan ook merkwaardig en onzinnig. Niet alleen omdat je daarmee het eigenlijke gesprekspunt omzeilt. Maar ook omdat hiermee de eigen, christelijke positie buiten schot blijft.
Hierbij is te denken aan het vele geweld door het christelijke Westen. In de oorlogen en moorden op eigen gebied in de vorige eeuw. Herman van Praag vertelt hoe hij SS-ers rond Kerst devoot ‘stille nacht’ hoorde zingen – terwijl ze de volgende dag weer wrede moordenaars waren (NRC 24 en 25 januari). Maar ook is te denken aan de expansiedrift en overheersingdrang elders, zoals in het Midden-Oosten.
Maar christelijke dwang kan ook veel subtieler plaatsvinden. Neem bijvoorbeeld de gevoelde opluchting toen in 2013 de wet op de smalende godslastering werd geschrapt ten gunste van de vrijheid van meningsuiting. In het debat daarover leek het er wel eens op dat dit werd aangevoeld als een bevrijding van een christelijk, wettelijk vastgelegd dwangmiddel. Het feit dat het niveau van religieuze dwang verschilt als het gaat om een wet of een aanslag neemt niet weg dat er in beide gevallen sprake is van dwang. Omdat ons verleden christelijk is, is het voor christelijke gelovigen misschien nog wel moeilijker om te zien wanneer ze inzake geloof en geweld of dwang (ongewild) in de fout gaan.
Dialoog
Dit bovenstaande wil niet zeggen dat ik het in alles eens ben met Valkenberg of met iemand als Cliteur. Het christelijk geloof heeft alles in zich om bij religieus geweld tot bezinning te komen. Het evangelie pretendeert namelijk dat uitgerekend God zelf zich in Jezus liet overweldigden, terroriseren en afslachten. Een christen realiseert zich in het licht van Parijs des temeer dat iedere vorm van menselijk geloofsgeweld of geloofsdwang een achterhaald geloofsconcept is.
Ik zie de vreselijke aanslag dan ook als een extra stimulans voor de religieuze dialoog. Omdat zowel moslims als christenen geloven dat God één is, hebben zij in vergelijking met veel seculiere Nederlanders een natuurlijkere basis om met elkaar in gesprek te gaan. Hiertoe liggen ook aanzetten in de actualiteit van deze week. Mijn stadsgenoot en collega-geestelijke Azzedine Karrat van de Essalammoskee zei vorige week in deze krant bijvoorbeeld dat echte wraak erin bestaat dat je het oordeel aan God overlaat (NRC, 10 januari 2015).
Die uitspraak trof me. Afgelopen zondag las ik iets dergelijks voor in de kerk. In zijn brief aan de Romeinen gebruikt Paulus diverse teksten uit het Oude Testament om te benadrukken dat je goed moet zijn voor alle mensen, zelfs voor je vijanden. Juist zo laat een gelovige volgens Paulus voelen dat God degene is die oordeelt. Ik zie deze dialoog niet als verplichting maar als een tegemoetkoming aan een logische en belangrijke maatschappelijke vraag.
——————
Een samenvatting van dit artikel stond in het NRC Handelsblad van zaterdag 17 januari 2015.
Zie hier voor mijn bijdrage over religie en geweld, in gesprek met imam A. Karrat.