Hieronder de tekst van m’n intredepreek als predikant van Dordrecht, 30 augustus 2015. Voorbeeldliturgie: zie onder.
Gemeente van de Heer Jezus Christus
1 Wonderlijk dat de kerk bestaat.
Toen ik op een ochtend ergens in april vertelde dat ik het beroep dat jullie op mij hadden uitgebracht had aangenomen, degradeerde FC Dordrecht op diezelfde middag. Op dezelfde dag! Je begrijpt: dan slaat de twijfel toch wel even toe. Niet zozeer of het wel Dordrecht moest worden. Dat wist ik wel. Maar: zou ik m’n diensten niet, in plaats van hier aan deze kerk, moeten aanbieden aan de Krommedijk? Supporteren. Adviezen geven wellicht. Of, wie weet, ingezet worden als spits voor het laatste kwartier.
Kijk; overal waar mensen zijn, verenigen zij zich. Om te leven; in steden en dorpen. In sportverbanden; voetbal, atletiek – noem maar op. In religieuze verbanden. Of dat nou een Humanistisch Verbond is, een moskee of een kerk.
Wát maakt nou dat je kiest voor de ene of de andere groep? Waarom ga je voor FC Dordrecht, de Kandelaarkerk of nog iets anders? Waarom zou je kiezen voor de Jezus-vereniging; de kerk? Wat brengt ons hier?
Nu ik voor het eerst voorga als jullie predikant wil ik vooral alles eerst stilstaan bij onze identiteit. Wat is dat nou: de gemeente van Jezus? Wie zijn wij?
Het ligt voor de hand om dan de brief aan Efeze te lezen. Die brief wordt ook wel de brief van de kerk genoemd. We lazen hoofdstuk 3. Heel dat hoofdstuk is een gebed (3:1). Aanbidding aan het adres van God over hoe Hij zich bekend heeft gemaakt aan álle mensen en culturen; in Jezus Christus (3:9). Gebed dat gelovigen steeds voller worden van dat mysterie (3:14-19). En aan het einde van dat hoofdstuk volgt een lofprijzing (3:20-22). Het hoofdstuk explodeert als het ware: aan Hem (God) komt de eer toe, in de kerk (en) in Christus Jezus, tot in alle generaties, tot in alle eeuwigheid (21).
Hé maar dat is bijzonder. Zo bijzonder dat je er zomaar overheen leest.
Als je iemand wilt eren, noem je steeds de naam van díe persoon. Maar als Paulus God gaat eren dan noemt hij God en Jezus Christus – dat ben je als christen gewend – en net zo goed de kerk. In een adem. In dezelfde lofexplosie. Aan God de eer in de kerk (en) in Christus.
Gemeente, gasten: dit is opvallend. En ik denk dat we gelijk moeten inhouden en goed moeten kijken. Zou het vandaag in ons hoofd opkomen om het zó te zeggen; zoals Paulus dat doet? Zo’n opvallende, centrale plek voor de kerk? Misschien, als je gelovig bent opgevoed, zeg je het Paulus wel na. Maar of je het ook zo beleeft….
Want kijk eerst eens om je heen. Veel Nederlanders geloven (iets) maar kerken blijven leeglopen. Vorig jaar kwam er een rapport uit over de manier waarop Nederlanders geloven. Dat ging onder andere over de kerk. Mensen, zegt het rapport, zien de kerk als een nutsbedrijf. Net zoals je water uit de kraan haalt wanneer jij het nodig hebt maak je gebruik van de kerk wanneer het jou uitkomt. Als je gaat trouwen, bijvoorbeeld. Dan kom je in de kerk.
Of, stel: er gebeurt iets ingrijpends (ramp) in de stad of in het land. Dan is de vraag: welke rol kunnen kerken daarin spelen? Mooie vraag. En natuurlijk: kijk wat je kunt doen als kerk. Dat is het punt niet. Die vraag precies zien hoe we tegen de kerk aankijken: die speelt een rol in datgene wat er in de maatschappij gebeurt. Dáár (de maatschappij) gaat het om.
Zo naar de kerk kijken, dat gaat christenen niet voorbij. We leven nu eenmaal in een tijd waarin het ik, wie ik ben wie jij bent, veel meer centraal staat. Gelovigen zeggen bijvoorbeeld: ‘ik geloof (best), maar daar heb ik de kerk (helemaal) niet voor nodig’. Je zult de zin zeker hebben gehoord of misschien ook wel in jezelf hebben voelen opkomen. En ongetwijfeld als reactie op het verleden van onze vrijgemaakte kerken waarin veel nadruk lag op de kerk, lijkt vandaag de dag in onze kerken spreken over de kerk soms wel – ik zeg het wat scherp – een taboe. ‘Laten we het niet over de kerk hebben maar over Jezus’ – zegt iemand dan. Staan die twee tegenover elkaar? En misschien merk je kerkelijk ongemak nog wel het beste aan een gevoel dat wel eens zo wordt verwoord (expliciet, vaak ook impliciet): aan de ene kant heb je de kerk aan de andere kant je eigen geloof. De kerk is dan een instituut met (bijbehorende) regels, tradities – en noem maar op (niet echt aantrekkelijk). En, aan de andere kant, heb je je geloof: een (persoonlijke) relatie met God, met alles wat daarbij hoort een mooie en moeilijke dingen.
Nu kun je hier een heleboel van zeggen. En ik hoop vooral, gemeente, dat God het ons geeft om bij dit soort onderwerpen vaak stil te staan. Want die zijn echt belangrijk omdat onze tijd die vragen met zich meebrengt. En ik hoop dat we daar met een open Bijbel en van hart tot hart over kunnen spreken.
Maar waar het me nu om gaat is het volgende. Moet je Efeze 3 eens horen.
Aan God de eer in de kerk (en) in Christus. Wat klinkt dat totaal anders dan onze verlegenheid met of schroom over de kerk. Zo verbonden: Gods werk in Christus en de gemeente. Zo verwonderd over wat de kerk is.
Efeze 3 is een andere wereld. Niet van deze tijd. Kunnen we niks mee. Of wel?
Gemeente: in deze dienst wil ik graag beginnen bij het evangelie van Efeze 3. Want hier ligt een geheim. Dit is het geheim: wíj kunnen opkijken van die tekst of dit stuk wereldvreemd vinden. Maar het is eerst zaak beter te luisteren. Dit woord moet, toen Paulus het schreef, nog veel extremer hebben geklonken.
Je moet je voorstellen: in die tijd bestond de eerbiedwaardige en alom gerespecteerde traditie van het Jodendom. En het dominante Romeinse rijk kende talloze goden en gewoonte van religieuze feesten en keizerverering. Iedereen deed ergens aan mee en daar kon je niet met goed fatsoen aan onttrekken. En in Efeze kende men de Artemis-verering. Niet alleen religieus maar ook een succesvolle multinational in godenbeeldjes (Handelingen 19), enigszins te vergelijken met de Apple-shops van nu: iedereen wil er een.
Midden tussen al die geloven, eisende goden en indrukwekkende tradities leefden die Jezus-volgers. Dat kleine clubje dat spottend ‘christenen’ werden genoemd (iets met die ‘Christus’, Handelingen 11:26). Die gaan zich verenigen. De zoveelste groep. Tja. Wat stelde dat nou eenmaal voor? Zo weinig mensen. Zo onbeduidend. Een sekte volgens die tijd. Gemarginaliseerd. Soms zelfs vervolgd.
Maar het evangelie kijkt anders. God kijkt anders. Dat is typisch voor God.
Efeze 3 zegt:
dáár, in die gemeente, wordt God geëerd.
Dáár – en daar klinkt in door: elders níet – wordt erkend dat God zich voorover heeft gebogen naar deze wereld en zich in Jezus over haar heeft ontfermd. Haar tekorten, zonden en schuld in Jezus heeft gezien én vergeven. Dat de hemel open is.
Daar leren mensen dat het niet allereerst gaat over de vraag of je Jood bent of niet-Jood, Marokkaan of Nederlander, Syriër of Europeaan, ‘vroom’ of een smerige zondaar, een opvliegend karakter of juist erg geduldig, jongere of oudere, geslaagd in je leven of door verdriet/tegenslag geplaagd: daar begint de maatschappij waar mensen – God zij dank – allereerst van Jezus zijn.
Daar leren mensen verwonderd op te kijken en te zien dat die eeuwige God en Schepper je Vader is. Dat God zo verheven en tegelijk zo intiem dichtbij is. In Jezus leer je naar jezelf te kijken, je tekorten toe te geven en, met vallen en opstaan, te groeien in het liefhebben van God en je naaste. Elkaar trouw te zijn.
Dat is de kerk. De gemeente van Jezus. Er is geen andere plek waar het geheim (mysterie, 3:9) van God, Christus, zo publiek wordt (gemaakt). Daarom de vreugde-explosie bij de Schriftgeleerde, Paulus. God komt de eer toe in de kerk (en) in Christus Jezus. Het eeuwenproject van God om te laten zien wie Hij is heeft concreet resultaat (3:10). Efeze 3 benoemt dit wonder: dat de kerk er ís.
Gemeente: nu wij aan elkaar verbonden zijn als gemeente en predikant wil ik graag starten bij wie we zijn. Wie we zijn in Gods ogen. Natuurlijk, je mag en kunt niet weg te poetsen dat je mooie ervaringen met/in de kerk hebt, teleurstelling of frustratie, aarzelingen, verwachtingen voor de toekomst. Laten we onszelf met al die dingen allereerst in Gods licht zetten. Zoals vanmorgen is gezegd: eerst opkijken. En dan zien:
we zijn een ereplaats.
In de eerste plaats van God. Hij wil dat wij er zijn en zorgt dat wij er zijn. En we zijn een ereplaats voor God. We zijn zíjn nutsbedrijf. Want God wil graag gekend worden zoals Hij is in Jezus. En op die manier in het concrete (onderlinge mee)leven geprezen, geëerbiedigd en gediend worden. Efeze zingt ons dat voor. Geeft en vraagt ons dat geloofsvertrouwen.
2 In Christus Jezus.
Efeze 3 leert ons nog scherper te kijken naar wie we zijn. Er staat: eer aan God in de kerk (en) in Christus Jezus. Hier is het zaak even iets meer in detail op de tekst in te gaan. Je merkt aan de verschillende vertalingen dat hier een puntje ligt:
Eer aan God
- in de kerk en in Christus Jezus (NBV);
- in de Gemeente, door Christus Jezus (SV).
De beste vertaling staat er niet: eer aan God in de kerk in Christus Jezus. De BGT zegt het heel fraai in een soort parafrase: Alle eer aan God, in heel de kerk die bestaat dankzij Jezus Christus. Dat is het punt. De kerk is kerk in Jezus. In alles op hem aangewezen. Als je Efeze 3:21 op die manier leest, sluit het ook naadloos aan bij wat Paulus steeds zegt. Efeze 1: je bent gezegend, uitgekozen en bestemd tot Gods kind in Jezus Christus (1:3-5). En in Efeze 5:21vv over het huwelijk net zo: houd van je vrouw zoals Jezus van de gemeente houdt en geef je aan je man zoals de gemeente zich aan Jezus geeft. En in hoofdstuk 6: zoek je kracht in de Heer (6:10).
De Heer. De Heer.
In alles. In iedere aspect van het leven. In iedere kier van de kerk.
Gemeente: hier ligt een ander uiterste waar we naar moeten kijken. Waar het aan de ene kant hoog wordt opgegeven van de kerk als ereplaats van God, geldt het andersom even hard. Niets menselijks is de kerk vreemd. Tot en met de meest ergerlie zonde. Daardoor durf je soms zo’n prachtig vers als Efeze 3:21 niet eens hardop te lezen. Ook hierover zullen wij het eerlijk moeten hebben als we gemeente willen zijn. Het evangelie doet zeer, confronteert, snijdt open. Altijd om te genezen en verder te helpen. Maar net zo goed niet zonder pijn. Al die tekorten zijn er omdat de kerk vergeet kerk te zijn in de Heer. Dan begint zij voor zichzelf. Zoals een kok het doet: een beetje van Maggi en een beetje van mezelf. Voor een kok is dat prima (vind ik). Maar als de kérk dat doet, verliest ze haar bestaansrecht. Eer aan God in de kerk in Christus. Paulus heeft nog maar net hoog opgegeven over de kerk of hij zegt: ga dan ook de weg van de Heer (4:1). Ga niet de weg die los staat van Jezus (4:17); volg het voorbeeld van God (5:1). Paulus bidt zelfs dat Christus kan gaan wonen in je hart (3:17)!
Gemeente: wat betekent het in deze tijd om in Christus Jezus gemeente te zijn? Allereerst is dat opkijken (1ste punt). En daarin veel verwachten van de Heer. Trouw zijn aan zíjn plan met de gemeente. Onder ogen zien dat het juist in een ik-gerichte tijd invoegen, in de gemeente, geloofsvertrouwen vraagt. Daarover eerlijk zijn naar jezelf en anderen. En ondertussen steeds trouw blijven. Jezelf blijven geven. En dan heel goed kijken wat de Heer doet. De Heer zegent die weg. Dat kun je niet altijd zien maar soms wel. Laat ik wat voorbeelden noemen.
In Delfshaven hadden we eens iemand te gast in een dienst. Iemand die echt een antipathie had tegen (christelijk) geloof. Maar goed: haar collega trouwde. In de kerk. En die persoon kwam. Na afloop zei die persoon: ik geloof nog steeds niet. Maar als het zó kan…: jullie houden van God. Wat mooi dat nou juist dat opvalt. Waar komt dat door? Door maar een ding. Dat je merkt in het geheel van zo’n groep, door alles wat er gebeurt, dat iedereen van harte dezelfde kant opkijkt. Dat doet wat. Dat is de kracht die de Geest geeft in en door de gemeente. Zo wordt God geëerd. Dat is Efeze 3:21. Een mens heeft heel wat nodig om daar onverschillig onder te blijven. Gelooft zo’n iemand? God weet het. Bid dat God de zijnen roept. Maar wees vooral trouw als gemeente. Geef jezelf. Wees van harte gemeente en God zal zijn zegen daaraan verbinden.
Een voorbeeld daarvan van hier, Dordt. Ik hoorde dit bij het zomerfeest (jaarlijks project van de Kandelaarkerk). Een jongere had gezegd: ieder jaar zorg ik ervoor dat ik bij familie hier in de buurt logeer als die zomerfeestweek er is. Hé. Waar komt die jongere nou op af? Dat is de goede sfeer. Hartelijkheid. Oprechte aandacht. Dat is de vriendelijkheid van de Geest die de verschillende gemeenteleden – jongeren, ouderen – uitstralen. Gelooft die jongere? God weet het. Misschien is het niet eens zoveel over Jezus gegaan of is die jongere dat al lang weer vergeten. Maar die jongere weet wel: leuk daar in die kerk. Dat is Efeze 3:21. Bid dat God de zijnen roept. Maar wees vooral trouw in je zelfpresentatie aan je omgeving. God zal dan zegenen.
Ik sluit de verkondiging af. Ik begon met voetbal en dan moet het daar ook maar mee eindigen. Dan wel verbonden aan het evangelie. Als jouw club degradeert dan is dan een ramp. Degradatie: alleen dat woord al….
Maar wie zijn wij? Wij zijn een ereplaats van…. Ja; van wie? Van Hem die zich in Jezus heeft willen laten degraderen. Golgota is de grootste degradatie ooit. Dat was zo afgrijselijk dat tegenstanders spotten, Jezus’ vrienden bij hem wegliepen en de dag donker werd. Maar precies daar werd de hoeksteen (Efeze 2:20) van de kerk gelegd. Daar beginnen we in te zien wie God is en wie wij voor Hem in Jezus zijn. Daarom is het een eer om gemeente te zijn. We groeperen ons om hem heen. Join the club. We zeggen met Paulus:
Aan God alle eer in de kerk in Christus Jezus.
—–
Voorbeeldliturgie
Welkom
Votum
Groet
Ps.146: 1, 4 en 8 (gemeente en koor)
Gebed
Lezing Efeze 3
‘Ik ben’ Sela (jeugdcombo)
Verkondiging naar aanleiding van Efeze 3:21
Thema: De kerk als ereplaats van en voor God
1. Wonderlijk dat de kerk bestaat
2. In Christus Jezus
Ps. 98: 1 en 4 (gemeente en koor)
GK 161: 1 t/m 4 (geloofsbelijdenis, jeugdcombo) staande
Dankzegging en voorbede
collecte
LB 460: 1, 3 en 5 (gemeente en koor)
Zegen