Woestijnspiritualiteit. Over Antonius, Henri Nouwen e.a. Deel 3 in Kerkbode van het Noorden (september 2005).

Dit is het laatste artikel over vroomheid en woestijn (uit 2005). Het vorige artikel ging erover dat de woestijn je zuivert. Vanaf drie verschillende posities wil ik nog eens kijken naar de vragen die in de eerste bijdrage aan de orde kwamen bij een visie op mensen van afzondering. Het zijn deze posities: (1) vanuit de levensbeschrijving van Antonius, (2) vanuit de functie die die levensbeschrijving heeft in de bekering van Augustinus en (3) vanuit een gereformeerd standpunt. Wat hier aan de orde komt, helpt me om een omschrijving te geven van de kanten die aan het verschijnsel vroomheid zitten.

Het leven van Antonius
Kort na de dood van de woestijnvader Antonius is zijn levensverhaal opgeschreven door Athanasius van Alexandrië. Van dat leven is een Nederlandse vertaling beschikbaar.[1] Bij het lezen van deze vertaling zie ik in ieder geval de volgende elementen terugkeren.

De duivel, die ook wel de Vijand wordt genoemd, wil Antonius afbrengen van zijn keuze een goed en deugdzaam leven te leiden (4, 5 e.v.). In verschillende fasen en elke keer in verschillende dingen wordt Antonius door de duivel verzocht. Als je kijkt naar wat er staat over de manier waarop Antonius desondanks stand houdt, vallen de volgende dingen op. In dit geschrift wordt getuigd van het voor ogen houden van Christus om stand te kunnen blijven staan tegen die verzoekingen in (5, 6 e.v.). Soms zie je zelfs een direct verband tussen het belijden van het geloof in Christus en verdwijnen van de duivel (6 en 24). Als Antonius na zijn eerste afzonderingstijd terugkomt, houdt hij een soort toespraak waarin het centraal zetten van Christus ook blijkt. Want als hij spreekt over demonen of de duivel zegt hij dat dezen door de komst van Jezus Christus machteloos zijn geworden (17 e.v.). Met zoveel woorden wordt verder ook gezegd dat standhouden niet in eigen kracht kan, maar alleen door Gods genade. Zelfs zo sterk komt dit naar voren dat Antonius ergens alleen maar als een middel in Gods handen wordt aangeduid waardoor duidelijk wordt dat de zonde is overwonnen en het leven naar de geest mogelijk is (6). Vaak wordt daarbij verwezen naar de bijbel. Ook blijkt Antonius uit die Schrift de werken en werkwijze van deze tegenstander te kennen.

Als Athanasius dit leven van Antonius overziet, zegt hij dat dit niet anders kan zijn dan een wonder van God. Kort typeert hij Antonius’ leven door te spreken over een leven waarin Christus wordt verheerlijkt (50). Hij beveelt het zelfs aan om voor te lezen aan niet-christenen zodat die tot de overtuiging kunnen komen dat Jezus Christus de Zoon van God is en zelf God is.

Vragen onderstreept
In het eerst artikel over vroomheid en woestijn heb ik mijn vragen gesteld bij een visie over mensen van afzondering. In de vertaling van het boek van Athanasius over het leven van Antonius zijn genoeg aanleidingen om die vraagtekens te onderstrepen. Dat er in zo’n leven bijvoorbeeld sprake zou zijn van het ontbreken van een Middelaar zie ik niet direct in. Ik heb eerder het idee dat de typering van Nouwen wat dat betreft dichter bij de werkelijkheid komt. Namelijk dat Antonius zich juist onvoorwaardelijk overgeeft aan het koningschap van Christus. Daarvan zijn me in ieder geval wel dingen helder geworden. Dat het verder zou gaan om het koesteren van eigen godsdienstige gevoelens is een opmerking die ik in dit kader ook niet kan plaatsen. Een leven waarin zoveel geestelijke strijd wordt aangegaan, waarin de verzoekingen van de duivel niet uit de weg worden gegaan, kan toch niet als ‘op zichzelf gericht’ worden bestempeld? Een leven dat getypeerd wordt als Christusverheerlijking, een leven waarin zo vaak Gods genade wordt beleden als de leefbron duidt mijns inziens eerder op het tegenovergestelde.

Een ander punt dat mij ertoe brengt te vermoeden dat het bij Antonius om heel andere dingen gaat dan werd beweerd in de genoemde visie, is de functie die zijn leven had bij de bekering van Augustinus.

Antonius bij de bekering van Augustinus
In het leven van Augustinus neemt het leven van Antonius een bijzondere plek in. Namelijk een plaats vlak voor zijn (‘tweede’) bekering. Het gaat me dan met name om de functie dit het levensverhaal van Antonius inneemt bij het tot stand komen van de bekering van de kerkvader. Voorafgaand aan die dramatische gebeurtenis vertelt Augustinus in zijn boek Belijdenissen dat hij tot inzicht is gekomen over de vraag naar Gods bestaan. Dat was hem zelfs zekerder geworden dan zijn eigen bestaan (Belijdenissen,VII,x,16). Maar Augustinus kon de weg naar God toe niet vinden. En daarom wordt de innerlijke strijd die hij al jaren voert niet rustiger, maar alleen maar heftiger.

Als hem dan op en dag wordt verteld over het leven van Antonius is dat voor hem een volslagen verrassing. Augustinus had nog nooit eerder over die mens gehoord – terwijl hij op dat moment eigenlijk maar kort na Antonius’ sterven leefde. Nu is het opvallend wat Augustinus’ reactie verder op dit verhaal is (Belijdenissen VIII,vii,16 e.v.). Hij vertelt er niet zoveel inhoudelijks over. Maar hij besluit als reactie op dat verhaal niet om de woestijn in te gaan o.i.d. In die zin is Antonius geen voorbeeldfiguur voor hem. Maar Augustinus vertelt hoe het horen van dit verhaal hem er definitief toe bracht zijn innerlijke strijd onder ogen te zien. God was bezig, zegt Augustinus achteraf, om hem hierdoor te laten zien wie hij was en hoe hij ervoor stond. Dit verhaal over Antonius ontdekt Augustinus aan zijn eigen zonden en tekorten en zijn angst om zich daarvandaan toe te vertrouwen aan God. Hij vergelijkt dit met het niet durven springen van een hoogte uit angst niet opgevangen te worden. Zo zat hij vast aan (met zijn wil) aan zijn verkeerde dingen. Hoe Augustinus uiteindelijk toch deze sprong durft te wagen, is bekend (Belijdenissen VII,xii,29en30). Maar waar het me nu om gaat is het functioneren van het leven van Antonius bij de bekering van Augustinus. Augustinus vatte het blijkbaar niet uiterlijk op (hij ging de woestijn in) maar boven alles als een innerlijk gebeuren. Een verhaal dat hem onontkoombaar aanspoorde om tot geloofsovergave van zichzelf aan God te komen. Een verhaal dat hem eindelijk op de Weg naar God bracht.

Nu is het een manier waarop het functioneert bij die bepaalde mens (Augustinus). Maar naar aanleiding hiervan ga je over dit leven van Antonius toch denken aan dingen als: je eigen tekort onder ogen zien, van jezelf afzien, je overgeven aan God, de weg naar God toe vinden. In ieder geval word je door functie van dit levensverhaal daartoe wel uitgedaagd. En kan het blijkbaar om meer gaan dan de uiterlijke omstandigheden van die mens.

Gereformeerd
In het vorige artikel heb ik de vraag gesteld naar de waarde van Nouwen in deze bijdrages. Maakt zijn rooms-katholiek zijn niet dat hij bij voorbaat anders voorgesorteerd staat tegenover een figuur als Antonius? En dat instemming met hem er daarom ook toe leidt om onkritisch tot de invulling van vroomheid over te gaan?

Hierboven heb ik een opmerking gemaakt over de interpretatie van Nouwen. Bij hem zie ik ook iets terug van de innerlijkheid als het gaat om geloof – innerlijkheid zoals je die ook bij Augustinus vindt. Verder vind ik dat zijn verhaal een knappe en wijze manier van omschrijven van wat eenzaamheid met een mens doet. Volgens mij kun je daar als gelovig mens ook je winst mee doen. De praktische oplossing – afzondering, aanbidding en concentratie op de Heer – die hij aanbiedt als ‘vertaling’ van de woestijnvaders voor de moderne mens, is trouwens aansprekend.

Maar ook van een gereformeerd kader bezien, onderstreep ik de vragen over de eerder genoemde visie t.a.v. mensen van afzondering. Dan gaat het me om de manier van redeneren, het punt waarop wordt gefocust: dat ontgaat. Laat ik dan beginnen met zeggen hoe ik het gereformeerd-zijn zie. Namelijk als een traditie waarin volle nadruk wordt gelegd op de diepte van onze zonden en de vergeving daarvan door God in en door Jezus Christus. In onze traditie spelen volgens mij evangelieverhalen als het begin van Marcus 2 een grote rol. Namelijk dat Jezus, voordat Hij nog maar toekwam aan de genezing, die verlamde man eerst zijn zonden vergaf. Want daar, in die zonden, ligt de oorzaak van die ziekte. Een spiegelbeeld van dit verhaal komt terug in hoofdstuk 7 van datzelfde evangelie. Als Jezus uitlegt dat onreinheid niet zit in wat er van buiten op een mens afkomt. Maar van binnenuit, uit het hart van de mensen komen de meest gruwelijke dingen (vs.21-23). Zo diep zit de zonde in een mens. Anders gezegd: zo diep is God in Christus over ons gebogen om ons daarvan te verlossen. Het klassieke avondmaalsformulier verwoordt deze diepte treffend als er staat: door zijn (Christus) dood heeft Hij de oorzaak (cursivering jmh) van onze enige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen…(pg.525 gereformeerd kerkboek).

Nu terug naar de genoemde visie over Antonius. Welbeschouwd concentreert zich de enige opmerking die daarin direct over Antonius wordt gemaakt op diens lichaam! Een lichaam dat Antonius zou minachten; dat niet zou worden gewassen; dat met een omgekeerde schapenvacht zou worden bedekt om het vuil ervan te schuren; dat open schaafplekken zou hebben om ‘de lusten van het vlees’ te onderdrukken! Vanwaar(uit) deze concentratie? Ook vanuit een gereformeerd kader kan ik niet begrijpen dat nu juist op zoiets de aandacht wordt gevestigd. Als God de relatie met ons zo diep heeft hersteld, zal de invulling van die relatie (vroomheid) zich toch ook daarop richten (in positieve waardering of afwijzing)?

Vroomheid: twee polen
Brengt me dit er uiteindelijk toe een oproep te doen om voor vroomheid de woestijn in te gaan? Alsjeblieft zeg – dan wordt het daar trouwens nog behoorlijk druk ook. Volgens mij opent de combinatie vroomheid – woestijn de ogen voor de onmogelijke mogelijkheid van vroomheid. Er komt heel wat bij kijken voordat de vroomheid vroom begint te worden. Daarvoor moet God diep ingrijpen in je leven. Daarvoor moeten er veel dingen van jezelf aan de kant.

In het eerste artikel gaf ik weer wat er onder vroomheid werd verstaan in de serie die daarover werd geschreven: oprecht dienen van God: met moed, standvastigheid, in volledige overgave. En dat is een prachtige invulling van het begrip. Alleen vind ik die ook eenzijdig. Letterlijk, in de zin dat het alleen de uitkomst benoemd: wat vroomheid uiteindelijk is of zou moeten zijn. Oprecht dienen van God is door de zonde zo onmogelijk dat er een wonder moet gebeuren wil dat plaatsvinden. Hetzelfde geldt voor die andere dingen: hoe vaak ontbreekt het je niet aan de moed om God oprecht te dienen? Of ben je de ene dag vol van Hem terwijl je een volgende dag zijn bedoeling met je leven totaal misloopt ((on)standvastigheid)?

Kortom: ik zie twee polen in het verschijnsel vroomheid. Polen die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. God moet mijn onoprechtheid maken tot oprecht dienen van Hem. Dat betekent dat Hij mij in mijn onoprechtheid te hulp moet schieten. Die onoprechtheid is dus een belangrijke pool bij vroomheid. In die zin dat ik die onder ogen moet gaan zien. Die tegenover God moet gaan erkennen. Zodat Hij me daaruit kan helpen en kan maken tot een oprecht dienaar van Hem. Haal je dit element, deze pool, uit de vroomheid weg dan verliest de vroomheid z’n dynamiek en inhoud.

Deze twee polen zie ik trouwens ook terug in de in het eerste artikel genoemde serie over vroomheid. In het getuigenis ‘Waar je anker vastheid vindt’ is het duidelijk te zien. Waar eerst het houvast werd gezocht in het eigen geloof, de eigen liefde voor God etc. – daar liep de vroomheid vast. Totdat iemand een keer zei: ‘je anker ligt verkeerd. Je werpt het uit in je eigen hart en daar vindt het nooit vaste grond. Je anker kan alleen vastheid vinden in de hemel, waar je de Here Jezus hebt als Hogepriester’ (pg.306). Vanuit je eigen onzekerheid zekerheid vinden in Christus: ik zie daarin de twee polen. Zo vind je vanuit je onrust rust in God. Vanuit Hem wordt onoprechtheid oprechtheid. Zo wordt de vroomheid vroom.


Kerkbode van het Noorden, september 2005.

[1] Athanasius van Alexandrië, Verleidingen in de woestijn, Het leven van de heilige Antonius, vertaald en toegelicht door Vincent Hunink, (Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2002). Ik heb hier voor me de tweede, electronische versie 2005 en verwijs naar de paginanummers daarvan (voor de tekst zie www.vincenthunink.nl).

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.