Preek Efeze 2:21 en 22. Gehouden in de Kandelaarkerk, 8 mei 2016. Voorbeeldliturgie staat onderaan.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus
Stilstaan bij de gemeente en het gemeenteleven
Afgelopen week kreeg ik deze kaart op m’n deurmat:
Lief, toch, dat ze op Zuid nog aan me denken (of denken ze aan hun eigen portemonnee; wie zal het zeggen 😣?).
Heb jij wel eens zo’n kaart gekregen van (mensen uit) de kerk? Of gestuurd naar anderen? Zonder jou geen gemeente van Jezus! Fijn dat je meedoet. Blijf lid; word lid, laat je dopen; doe mee en zet je in.
O.k.; misschien sturen wij zulke kaartjes niet. Het gaat me hierom: heb(t) u/jij het gevoel en de overtuiging: ik hoor erbij, ik kan niet gemist worden, mijn gaven zijn nodig? En kijk je zo om je heen naar andere mensen in de gemeente, buiten de gemeente misschien?
In de periode tot aan de zomervakantie wil ik een paar keer preken over gemeente zijn. Het past mooi bij vandaag, Moederdag, om daarmee te beginnen. Want wie de kerk niet als moeder heeft, kan God niet als Vader hebben – is een bekende en terechte uitspraak uit de kerkgeschiedenis (Cyprianus, overgenomen door o.a. Calvijn).
Ik sta stil bij het gemeenteleven om verschillende redenen. Ik noem er drie.
Concreet maken van de avondmaalstafel.
In de eerste plaats: de diakenen hebben aangegeven dat het goed is dit onderwerp te benoemen in de erediensten. De diakenen merken veel onderlinge verbondenheid en meeleven. Bemoedigend. Maar even goed merken zij dat gemeenteleden zich (wat) afzijdig houden van het gemeenteleven; dat de nadruk vooral ligt op je eigen leven, je werk, gezin (als je dat hebt), vriendengroep, vrijetijdsbesteding enzovoort – en dat de gemeente en andere gemeenteleden niet (echt) in beeld zijn.
Op zich kun je zeggen; zo’n houding/instelling past bij ons huidige leefklimaat, onze cultuur. Die is nu eenmaal meer gericht op wie ik (individu) ben. Dat is zo. We kunnen onmogelijk mopperen dat we kinderen zijn van de tijd waarin we leven.
Maar even goed: de diakenen hebben de taak gekregen om de onderlinge eenheid die zichtbaar wordt aan de avondmaalstafel handen en voeten te geven. Hoe doe je dat in deze tijd? Die vraag brengt ons terug naar de kern. Wat is de gemeente van Jezus die samenkomt aan de avondmaalstafel? Wat betekent het om lid te zijn van die gemeente?
De gemeente agendeert het thema.
In de tweede plaats wordt het thema gemeente zijn nadrukkelijk aangekaart vanuit de gemeente zelf. Een concreet voorbeeld. Ik las een verslag van de Meet en Greet van vorig voorjaar. Dat was een bijeenkomst – als ik het goed heb begrepen was de aanleiding het feit dat diverse gemeenteleden lid werden van een andere gemeente – met twee vragen:
- Weet ik één of meerdere redenen, oorzaken waarom mensen de gemeente verlaten?
- Als ik naar de redenen/oorzaken kijk waarom mensen onze gemeente verlaten, wat is dan mijn rol/taak?
Mooi en belangrijk dat deze vragen gesteld worden, op tafel komen te liggen. En wat goed en christelijk om je af te vragen wat je eigen opstelling in de gemeente is! Want zeker bij spannende onderwerpen kunnen frustraties je zomaar leiden of wordt er naar zondebokken gezocht. Maar in de gemeente gaat het om de vraag wie Jezus is en wat hij aan ons geeft en van ons vraagt.
Een van de reacties uit dat verslag van Meet en Greet was: ‘geen inhoudelijke geloofsredenen (is reden voor vertrek) maar vooral op het gebied van omzien naar elkaar – Wat weten we nou echt van elkaar?’
Herken je dat? Je zit samen aan de avondmaalstafel. ‘We hebben allemaal door één Geest toegang tot de Vader’ (Efeze 2:18). En dan? Welke eenheid werkt die Geest uit? Worden we ‘samen opgebouwd tot een plaats waar God door zijn Geest woont’ (Efeze 2:22)? Bemoedigen we elkaar? Corrigeren we elkaar als dat nodig is?
Wat ik hoor op kennismakingsbezoeken.
In de derde plaats leer ik jullie beter kennen door de kennismakingsbezoeken. Op ieder bezoek vraag ik naar het geloof in de Heer en naar je plek in de gemeente. Dan hoor ik dezelfde dingen die ik hierboven noemde. Getuigenissen van wat je aan elkaar hebt. Dat is indrukwekkend. Steeds weer. Maar soms ook dat leden zich weinig/niet gezien, gehoord of gekend weten. Of dat gemeenteleden zeggen: al die discussies in onze gemeente… moet dat nou, schieten we daar iets mee op; wat heeft dat nou te maken met geloof in Jezus? Laten we ons er vooral voor inzetten het evangelie te delen met elkaar en dat te laten zien.
Het is belangrijk om stil te staan bij de gemeente en het gemeenteleven. Op Zuid zeggen ze: zonder jou geen legioen. God zegt het nog veel sterker: Ík maak jullie tot volgelingen van mijn zoon, steen voor steen (Efeze 2:21), de ene en de andere mens, jij en u, samen tot een ereplek van en voor God. Tegelijk: dat evangelie vraagt ons geloof, onze inzet en ook dat we bedenken op welke manier we daar vandaag handen en voeten aan kunnen geven.
2 De kerk van toen en nu: Jezus in het midden.
Het wonder van de kerk.
Gemeente: wij kunnen onze ideeën hebben over de gemeente en het leven van de gemeente. Of onze teleurstellingen en/of verlangens. En al die dingen zijn er en zijn belangrijk. Het is zaak om steeds weer te zien wat de Heer voor heeft met de kerk. Geen brief kun je dan beter lezen dan Efeziërs. Die wordt ook wel de brief van de kerk genoemd.
Daarin valt het op hoe hoog er gesproken wordt over de kerk. Het is Gods nieuwe maatschappij. Jullie zijn geen vreemdelingen meer maar burgers, huisgenoten van God (2:19). Jullie zijn een gebouw, gewijd aan God (2:21); God zelf woont daar door zijn Geest (2:22).
Nu kunnen wij vandaag, denk ik, niet (gelijk) inzien waarom Paulus de gemeente zo hoog heeft. Wij denken bij de kerk vandaag eerder aan ‘het (afbrokkelende) instituut’ en bijbehorende ‘regels’, ‘dogma’s’, (oubollige) ‘dominees’ – en al die dingen gooien geen hoge ogen.
Maar Paulus zegt: God heeft in Jezus zoiets unieks en wonderlijks gedaan. Alle verkeerde dingen zijn aan de kant gezet op Golgota (2:3). We zijn met Jezus uit de dood opgestaan (2:5) en in een vrederelatie met God gezet (2:16 en 17). Succes/zegen hangt niet af van wat je doet (de wet, 2:15) of bij welk volk je hoort (2:12,13). Zo was dat eeuwenlang (2:12). Maar geloof in Jezus brengt álle mensen samen (2:15 en 16; Gods volk en heidenen). Jezus schept een heel nieuwe orde, een nieuwe maatschappij. Dat is de kerk, de gemeente van Jezus.
In Paulus’ tijd – zo moeten we dit gedeelte eerst lezen – was dat ongehoord. De beweging van Jezus was een nieuwkomer die heel wat verbazing en weerstand opriep op de religieuze markt van toen. Hoezo kan een gekruisigde redder zijn!? Het maatschappelijk verschil dat zo belangrijk was viel weg. Aan de avondmaalstafel deed het er niet toe of je slaaf was of heer. Ook niet of je vrouw was of man. Of je Jood was of Griek. Of je altijd volgens de wetten van God had geleefd of een grote zondaar was. Het geloof in Jezus en de doop in zijn naam gaf een heel nieuwe orde, een nieuw leven, een nieuwe maatschappij, een nieuw ‘gebouw’ (2:21). Je kijkt je ogen uit. De toon van Paulus heeft ermee te maken dat in die gemeente van Jezus nu eindelijk Gods mysterie zichtbaar wordt; een mysterie dat God eeuwenlang verborgen heeft gehouden (Efeze 3:11).
Vandaag zijn we eeuwen verder. Is de verbazing en verwondering over de kerk weg? Ja – zei ik al eerder. Maar net zo goed: nee. Integendeel. Het meest direct merk je die verwondering – die mooie toon van Efeze – van mensen die tot geloof zijn gekomen. Zij ervaren sterk dat de kerk een warm bad is omdat het enige wat je werkelijk bindt het geloof in Jezus is. Dat hij de drijvende kracht is. Dat je ‘in hem samen opgebouwd wordt’ (Efeze 2:22). Maar net zo goed zien doorgewinterde christenen vaak goed hoe bijzonder het is dat de gemeente er is en wat God daardoor geeft.
Tegelijk, gemeente: we moeten wel goed opletten. Niet blind zijn voor onze tijd en welke vragen/uitdagingen daarin op ons als gemeente afkomen. Omdat onze cultuur ik-gericht is en omdat onze cultuur het ook gehad heeft met (‘de christelijke’) God, is het niet eenvoudig en niet vanzelfsprekend om te geloven in Jezus. En al helemaal niet in zijn concrete werk op aarde, de kerk. Dat vraagt allereerst veel vertrouwen. Want je roeit tegen de stroom in. Tegen de gewoonte van onze cultuur en tijd in. Gebed is nodig om het wonder te blijven zien dat we gemeente van Jezus zijn. Bid je daarom? Misschien vooral als je moeite hebt met wat er soms in de gemeente gebeurt of wat er (volgens jou) aan ontbreekt? Gebed en vertrouwen in Jezus hebben we ook nodig om ontspannen om te gaan met de tijd waarin we leven en de vragen die daarin op ons afkomen.
Kernachtig kerk-zijn.
Gemeente, laat je vooral niet ontmoedigen. Er lijkt een zekere stabilisatie te zijn in het ledenaantal van de kerken. En onze tijd heeft ook iets met zich mee: wie nu lid is van de gemeente is dat niet uit gewoonte of omdat dat moet. God roept; zonder jou geen gemeente van Jezus. Steen voor steen (Efeze 2:21). Je bent nodig. God wil je gebruiken. Wat kies je? Onze tijd zet ons voor die keuze. Meer bewust misschien dan een tijd geleden staan we voor de vraag wat het betekent om bij Jezus te horen en gemeente te zijn in zijn naam. Kernachtig gemeente-zijn. Dat betekent ook maken van keuzes. Ik geef twee voorbeelden.
De tegenstelling die wel eens gemaakt wordt ‘ik geloof wel in God maar heb geen behoefte aan de kerk’; die tegenstelling heeft waarschijnlijk (ook al was die nooit aan de orde) z’n langste tijd gehad. De markt van geloof wordt, in tegenstelling tot wat verwacht werd, kleiner in ons land. Áls je gelooft, dan geloof je – in de regel – op een specifieke, meer overtuigde manier. Hoor je bij Jezus dan hoor je ook bij de Jesusmovement, de kerk. Een van twee. Dat is onze tijd. En er zit iets goeds is dat je voor die keuze wordt gesteld.
En dan moeten we er even hard achteraan zeggen dat hetzelfde geldt van bepaalde kerkelijke discussies of kerkelijke gewoontes. Het is allereerst van belang dat de kerk zich afvraagt wie de Heer is en wat hij wil. Maar het is ook zaak om te zien wie de mensen om ons heen zijn. Misschien snappen wij bepaalde gewoontes of discussie (heel) goed omdat we ermee zijn grootgebracht. Maar ziet de wereld aan ons wie Jezus is? Kijkt de wereld verwonderd op als ze ons ziet – verwonderd zoals in de tijd van Paulus; wat gebeurt daar? Of hebben wij (net iets) teveel om de kern van het geloof – Jezus en die gekruisigd – heen gebouwd? Dat is een vraag die we ons meer en meer moeten stellen. Dat brengt onze tijd met zich mee. Dat we als het ware met de ogen van de ander – die niet gelooft – naar onszelf en onze gewoontes kijken. De kern die Paulus zo prachtig en scherp op tafel legt in de Efeziërsbrief als hij spreekt over Jezus als het mysterie van de kerk; die kern en die kernachtige manier van kerk-zijn, daar zet onze tijd ons voor. Dat we een maatschappij zijn die aantrekkingskracht uitoefent op hen die Jezus niet kennen. Dat is onze tijd. En we danken de Heer dat hij ons in deze tijd zijn gemeente laat zijn. Wat krijgen we een ruimte en wat krijgen we veel gelegenheden om Jezus bekend te maken.
Onze kracht: ‘elkaar’. Is de kring iets voor onze gemeente?
En bovenal, gemeente: in een tijd die niet open staat voor God moeten we goed bedenken waar onze (aantrekkings)kracht ligt en hoe we het volhouden om gemeente van Jezus te zijn.
Christus is onze kracht. Tegelijk; als we Efeze goed leest merk je dat die kracht concreet wordt in mensen; mensen uit Efeze, mensen van toen en nu, mensen als jij en ik. In de gemeente wordt God geëerd (3:21) en wordt zichtbaar wie Hij is. Hoe vaak spreekt het Nieuwe Testament wel niet over het woord ‘elkaar’ (concretisering van het 2de grote gebod (Matteus 22:37-40); wie zegt van God te houden maar niet van z’n broeder of zuster is een leugenaar, 1 Johannes 4).
- Verdraag elkaar (Efeze 4:3; het lichaam wordt opgebouwd, 4:12),
- Elkaar liefhebben (4:15, met het oog op de opbouw van het lichaam, 4:16),
- Spreek de waarheid tegen elkaar (4:25, en stop met liegen),
- Wees goed voor elkaar (4:32),
- Zing met elkaar psalmen en hymnen die de Geest u ingeeft (5:19),
- Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus (5:21).
Lees zo eens iedere nieuwtestamentische brief door. Elkaar, elkaar. Het lichaam (van Christus, de kerk). Steeds weer.
Hoe doen wij dat? In een gemeente met de grootte zoals die van ons is het niet mogelijk dat je elkaar allemaal kent. Dat kan niet en hoeft niet. Tegelijk: zie je het als iemand aan het afhaken is (fysiek of innerlijk)? Hoe geef je concreet handen en voeten aan het ‘elkaar’ waar het Nieuwe Testament steeds van spreekt? Vooral in een tijd waarin meer en meer telt wie ik ben, of ik erbij hoor? In een tijd waarin het niet makkelijk is om te geloven en mee te doen met de gemeente? Of: laatst stonden er twee stellen op om zich voor te stellen aan de gemeente..……….……. Wat mooi. Welkom! (Hoe) vinden jullie je plek in de gemeente? Als we er rekening mee houden dat we nieuwe leden zullen blijven krijgen is dat een blijvend belangrijke vraag. Kijk; als je hier al jaren lid bent of als het al langer gewend bent om christen te zijn of mee te doen in deze gemeente, is het niet zo moeilijk om je weg te vinden. Maar laten we er rekening mee houden dat we net zo goed nieuwkomers zullen ontvangen. Het is goed dat zij een plek krijgen en hun gaven kunnen gaan inzetten in de gemeente. Maar even goed is het goed om er rekening mee te houden dat er christenen of buitenstaanders zijn die wel mee willen doen met de gemeente maar voor wie dat niet, om wat voor reden dan ook, niet is door het bezoeken van kerkdiensten. Welke plek is er dan voor hen?
Over een maand hebben we een gemeenteavond waar we stillen willen staan bij dit soort vragen. Een avond over het onderling pastoraat. Zou de kring/kleine groep ons kunnen helpen om handen en voeten te geven aan het ‘elkaar’ (liefhebben, dienen, opbouwen etc.)? In plaats van de huidige wijken zouden we de gemeente indelen in kringen; kleine groepen gemeenteleden (zeg zo’n 15 gemeenteleden per kring) om elkaar te ontmoeten samen Bijbelstudie te doen, te eten (als je dat wilt), samen iets leuks doen, bespreken of iets te doen in de wijk/buurt waar je woont.
In het afgelopen jaar heb ik regelmatig de vraag voorgelegd of de kring iets zou kunnen zijn voor ons. Heel vaak hoor ik ‘ja’. En vaak vanuit de overtuiging dat het goed is om je geloof te delen met elkaar. Herken je dat? Soms bijvoorbeeld vanwege wat je meemaakt in de kring (tijdens het veertigdagenproject van dit seizoen of eerder). Een jongere zei bijvoorbeeld dat hij het zo mooi vond om een ouder iemand te horen vertellen over zijn geloof maar ook over zijn twijfel. Ja; deel je geloof en wees eerlijk, ook over de moeilijkere kanten daarvan. Iemand anders zei dat ze door de kring in de veertigdagentijd had geleerd om meer te zeggen wat ze werkelijk dacht van geloofszaken; ze had dat altijd voor zichzelf gehouden. Weer een ander zei dat hij het goed vond om met zoveel verschillende gemeenteleden van gedachten te wisselen over wat je bezig houdt in je leven met de Heer.
Natuurlijk; we moeten niet doen alsof de kring een soort tovermiddel is. Soms zeggen gemeenteleden ook ‘ja’ (tegen de idee van het indelen in kringen) en voegen ze er ook aan ‘maar’ aan toe. Bijvoorbeeld:
- Wat nu als iemand anders zijn/haar geweldige (Bijbel)kennis inbrengt; heb ik dan wel iets te zeggen?
- Wat als een iemand nogal veel aandacht vraagt of zorg nodig heeft?
- Willen we wel echt met elkaar optrekken? Moet dat altijd in/met die ene kring?
- Stel dat het mislukt (wat bij andere kerken wel eens is gebeurd)….
Tja. Reëele dingen; waar je tegenaan kunt kijken, waarvan het goed is om die te bespreken. Tegelijk zijn er genoeg aanleidingen om stil te staan bij het vormen van kringen.
Ik zou willen vragen: overweeg deze dingen; voor jezelf, deel het eens met andere gemeenteleden en breng het in gebed. Laten we de Heer bidden dat telkens meer de plek zijn waar ieder kan groeien waar we samen opgebouwd worden (Efeze 2). Zonder jou geen gemeente van Jezus. Steen voor steen wordt het gebouw opgebouwd. Laat ieder merken dat hij/zij nodig is. En laten buitenstaanders merken dat, of ze het nu wat vinden wat we geloven of niet, dat de gemeente van Jezus een goede plek is bij te horen. Onze cultuur ziet de kerk als een (achterhaald) instituut. Maar als zij merkt dat in die gemeente oprecht (mee)leven is, dan trekt dat. Daar gaat veel kracht vanuit. Zo wordt de Heer geëerd, binnen en ook buiten de gemeente.
—–
voorbeeldliturgie
Welkom
Votum
Groet
Psalm 138: 1 en 3
GK 155: 1 en 2 (schuldbelijdenis)
Gebed
Genadeverkondiging (deel uit Johannes 8)
GK 155: 2 tm 5
Kinderen naar voren
De Geest leert ons Jezus lief te hebben (Joh.14:15-21)
Lied: is je deur nog op slot (Op Toonhoogte Oude versie nr. 429)
Gebed om verlichting met de Geest
Efeze 2
Verkondiging Zonder jou geen gemeente van Jezus!
1 Stilstaan bij de gemeente en het gemeenteleven
Concreet maken van de avondmaalstafel.
De gemeente agendeert het thema.
Wat ik hoor op kennismakingsbezoeken.
2 De kerk van toen en nu: Jezus in het midden.
Het wonder van de kerk.
Kernachtig kerk-zijn.
Onze kracht: ‘elkaar’. Is de kring iets voor ons?
LB 973: 1 tm 4 (om voor elkaar te zijn uw oog en oor).
Nieuw leven in Jezus (Romeinen 12 BGT)
LB 146c: 1 en 3 (Alles wat adem heeft)
Gebed
Kinderen komen terug en vertellen
Collecte
Psalm 147: 1 en 7 (God brengt samen, bouwt de stad)
Zegen
Verdere ontmoeting