Preek over 1 Petrus 5 (beginverzen), gehouden in de Kandelaarkerk. In deze dienst kregen we nieuwe diakenen en (jeugd)ouderlingen. Een mooi moment om eens stil te staan bij (het functioneren van) de gaven die God aan de gemeente geeft.
1 Dank God voor alle gaven.
Vandaag krijgen we nieuwe ambtsdragers: diakenen, een jeugdouderling en ouderlingen. We danken de Heer dat zij gereed staan om hun werk te beginnen. We danken vandaag ook de Heer voor het trouwe werk van de aftredende diakenen en (jeugd)ouderlingen. Wie in den lande eens z’n oor te luisteren legt, hoort dat het moeilijk is (en moeilijker wordt) om ambtsdragers te vinden. Wat dat betreft hebben we extra reden tot dank als we via de weg van (dubbel)talstelling ambtsdragers krijgen. Laten we hierin niet trots zijn op onszelf. Het ook niet als vanzelfsprekend ervaren. En vooral niet alleen danken we voor de gaven die we vandaag ontvangen, maar daarvoor dat God zoveel gaven geeft in de gemeente; voor het jeugdwerk (er zijn weer genoeg jeugdleiders voor komend seizoen), kinderwerk, beamteam, missionair werk in diversiteit, werk in zovele commissies, hoeveelheid aan gaven in muzikale begeleiding – en noem maar op. Dank de Heer. Het is Pinksteren geworden. Dat hebben we vorige week gevierd. De PinksterGeest versiert ook onze gemeente met zijn gaven. Dank de Geest.
2 Het ambt als bescheiden gave.
Wie luistert naar 1 Petrus 5 ontdekt dat er op een bescheiden manier gesproken wordt over ambtsdragers.
- Petrus zet daarvoor de toon door de manier waarop hij zichzelf positioneert. Petrus – de grote kerkleider Petrus (Matteus 16:18 en 19) – noemt de oudsten ‘mede-oudsten’. Een collegiale aanspreekvorm. Hij laat zich niet voorstaan op zijn bijzondere positie.
- Het woord ‘herder’ gebruiken wij makkelijk voor sommige ambtsdragers. Petrus doet dat niet. Hij wijst naar dé herder; Jezus (5:4).
- Er zitten veel ‘nieten’ in zijn aanwijzingen voor de oudsten:
niet gedwongen; niet voor jezelf; niet heerszuchtig (5:2 en 3).
Ik denk dat je deze aanwijzingen niet los kunt zien van wie Petrus zelf is en geworden is. Wat wilde Petrus vol vuur gaan voor zijn Heer. Altijd haantje de voorste. En die positie kreeg hij dan ook (Matteus 16:18 en 19). Maar wel op een heel andere manier dan hoe hij dat zelf had bedacht (zie Johannes 21). Het was niet meer Petrus voor en Petrus na. Christus is gaan stralen in zijn leven. Dat licht geeft Petrus door aan de oudsten, de leidinggevenden in de gemeente.
De oudsten zijn de enigen die geen opdracht krijgen zich te schikken/onderwerpen (anderen wél, zie 1 Petrus 5:5 over de jongeren, 3:1 over de vrouwen, 3:18 over de mannen, 2:18 over de slaven, 2:13 over de overheid). Maar zij, de leidinggevenden, krijgen het meest duidelijk van allemaal Christus voor ogen. Hier klinkt in door: als je denkt iets anders (in) te brengen dan het recht en de liefde van Christus, dan ben je niks behalve een aanfluiting van jezelf en de jou toevertrouwde positie. Positief gezegd: volg Christus en wijs op hem. En volg Christus’ ‘eerste’ apostel Petrus, haantje de voorste in het kraaien van de triomf en dienst van Christus. Juist omdat er zoveel ‘afgaat’ (bescheiden opstelling van en voor oudsten) valt die kern op; die is groots.
Deze aanwijzingen voor de oudsten zijn verder ook wel erg fraai. In deze zin: ze laten, op de hierboven genoemde houding na, alles open. Er wordt niet gesproken over huisbezoek. Het aantal vergaderingen per jaar. (Toezicht op) beleidsplannen. Roosters voor dit en dat. Ongetwijfeld moesten er toen ook praktische zaken afgesproken en afgestemd worden. Maar in deze aanwijzing van 1 Petrus 5 klinkt: als je opstelt in navolging van Jezus en zijn apostel Petrus dan komt het goed. Laten we in dat spoor ook ambtsdrager zijn. Niet om flierefluitend aan de slag te gaan. Maar wel om vooral de orde van Jezus, zijn houding van recht en liefde, te laten zien. Dat is de roeping van de leidinggevende in de gemeente van de Heer.
3 De gemeente in het midden.
Wat krijgen we als we ambtsdragers krijgen? Misschien krijg je wel iets dat je niet direct verwacht.
Ambtdragers herinneren ons eraan dat wíj de gemeente van Jezus zijn.
Een ouderling herinnert jou eraan dat het de bedoeling is dat jij Jezus volgt.
Een diaken herinnert jou eraan dat jij geroepen bent om je gaven in te zetten.
Precies zoals (leider) Petrus in heel deze brief steeds Jezus voorhoudt aan de gemeente; aan slaven, jongeren enzovoort.
Waar ik het vandaan haal dat de leidinggevenden ons laten beseffen dat Jezus het voor ons is? Uit het begin van 1 Petrus 5. De oudsten (leiders, BGT) van de kerk worden aangesproken (5:1 vv). Niet geïsoleerd, maar in samenhang. De oudsten worden aangesproken én ‘de jongeren’ (5:5 vv). Die twee moeten zich op een goede manier tot elkaar verhouden.
Nog specifieker – en daar gaat het me nu om – worden de oudsten/leidinggevenden aangesproken als een onderdeel van de gemeente.
Wat dat betreft is de Bijbel in Gewone Taal niet zo sterk als die vertaalt: leiders van de kerk, luister (5:1). Dan denk je: aha; nu gaat het over de ‘categorie’ leiders. Alsof het gaat om een managementteam, het (club)bestuur of mensen die het voor het zeggen hebben o.i.d. Alsof ze los staan van de rest van de gemeente (‘boven’ de gemeente). Zo is het niet.
De NBV vertaalt beter: de oudsten onder u. Via de gemeente worden de oudsten, de leidinggevenden, aangesproken. De gemeente staat centraal. De gemeente wordt aangeschreven door Petrus (1:1). Zoals in bijna alle nieuwtestamentische brieven de gemeenten van Jezus worden aangeschreven. Essentieel voor het goede leven in de Heer is dat het gemeenteleven goed functioneert (1 Petrus 3:8 vv). Zo laat Jezus zien aan de maatschappij wie hij is. Daarin hebben de oudsten, de leidinggevenden, een plek. Nooit andersom.
Mooi vind je deze gedachte in een andere brieven terug. In Kolossenzen 2 gaat het, tussen neus en lippen door, over de gewrichtsbanden en pezen die het lichaam bij elkaar houden zodat God zijn gemeente, het lichaam, naar het hoofd – Jezus – laat toegroeien (2:19). In die gewrichtsbanden en pezen kun je de leidinggevenden zien. Het gaat om het lichaam. In Efeze staat dat de bijzondere functies als doel hebben het geheel op te bouwen en verder te laten komen (hoofdstuk 4). Ook daar in de lijn van Petrus.
Gemeente: hoe werkt dit bij ons in Dordt? Ik loop nu een tijdje mee en daarom wil ik vanmorgen, bij het krijgen van nieuwe ouderlingen en diakenen, eens wat naar voren brengen. Is/functioneert het ambt bij ons zoals Petrus het zegt? Staat het ambt wat apart van de gemeente? Staat de gemeente en haar leven/gaven in het midden, tot eer van God?
Ik wil een aantal concrete voorbeelden noemen. Misschien herken je sommige voorbeelden en/of denk je: (help/leuk); dat heb ik wel eens gezegd/gedaan. Dat kan. Het kan ook zo zijn dat een ander hetzelfde zei/deed. Het gaat me er niet om om te zeggen dat dat verkeerd of goed is. Eerder bedoel ik het zo: dit gebeurt. Wat zegt dat nou over de manier waarop de gemeente en ambtsdragers werken? Wat vinden wij daarvan? Is dat in lijn met wat de Bijbel daarover zegt?
Voorbeeld 1. Iemand nam eens contact met een ouderling op en zei: zus en zo is mijn leven; mag ik in deze situatie het avondmaal vieren? Het klonk een beetje alsof deze gelovige – lid van de gemeente – vroeg: wat vindt u; mag het van u (ouderling)? Alsof je de goedkeuring van een ouderling nodig hebt.
Nu kan het inderdaad een vraag zijn die je eens met een ouderling of predikant bespreekt; kan ik avondmaal vieren zoals mijn leven nu is? En het is een taak van ambtsdragers (ouderlingen) om toe te zien op de heiligheid van de sacramenten. Maar als een gemeentelid aan de ambtsdrager toestemming vraagt dan gaat er iets niet goed.
De ouderling zei toen, gelukkig: als je in de kerk zit, je hoort het formulier of de preek waarin we ons voorbereiden op het vieren van het avondmaal en je stemt met je hart in met die dingen; dan ben je welkom. Dát doet een ambtsdrager. De ouderling herinnert – dat bedoel ik hierboven – de gelovige eraan: het is de Heer die jou roept. Hij roept je aan zijn tafel.
Laten we er zo naar kijken, gemeente, en zo handelen. Van twee kanten. Allereerst van de kant van de ambtsdrager: dat een ambtsdrager niet tussen Christus en een gemeentelid in komt te staan (ik beslis/vind dat jij…). Dat klinkt misschien stoer, ‘gezagsvol’. Maar dat is het niet. Een ambtsdrager wijst op de genade en het recht van Christus. Niets anders. En voor de gemeente geldt dat ook. Laten gemeenteleden het ambt niet zien als een middel dat ervoor zorgt dat je niet zelf voor de Heer gaat staan. De Heer roept jou.
Voorbeeld 2. Soms wordt aan een ambtsdrager iets voorgelegd, bijvoorbeeld of een bepaalde versiering in de kerk mag blijven hangen. Als de kinderen iets moois hebben gemaakt of bij een bijzondere gelegenheid. Kan die versiering in de kerk/hal blijven of moet dat weg? Die vraag krijgt een ambtsdrager.
Nu is dit maar een ‘klein’ voorbeeld (het gaat niet over een leerkwestie ofzo). Ik noem het omdat het aan het denken zet. Waarom zou een ambtsdrager hierover iets te zeggen hebben? Zou je, iets algemener, kunnen zeggen dat het idee kan bestaan: als je iets wilt doen in de kerk moet je, het liefst vooraf, dat eerst even checken bij de kerkenraad? Is dat (de functie van) het ambt? Is dat de futnctie van de gemeente?
Vandaag krijgen we ambtsdragers. Wat is en waarover gaat het ambt? Dat gaat om de vraag wat de gemeente is. Terug naar dit ‘kleine’ voorbeeld van die versieringen. Als er gaven in de gemeente zijn (versiering, werk/tekeningen of wat dan ook) en die worden geëtaleerd; dan zijn dat de gaven die God aan de gemeente geeft. Dank de Heer daarvoor. Natuurlijk is het handig als je met elkaar praktische afspraken maakt. Maar laten we dan goed opletten wie wat doet. De orde in de kerk is allereerst de orde zoals Petrus daarover spreekt in zijn brief; dat het licht van het recht en de liefde van Jezus straalt (zie hierboven).
Het Bijbelse patroon is: de gemeente met al haar door de Geest gegeven gaven staat in het midden. Zo wordt God geëerd en bekend gemaakt. De ambten stimuleren die gaven en wijzen op Christus (in bemoediging en, waar nodig, vermaan).
Voorbeeld 3. Denk aan muziek of liturgie. Moet de kerkenraad bepalen welke instrumenten er worden ingezet, welk soort muziek begeleidt? Bepaalt de kerkenraad hoe de liturgie eruit ziet en wat er wel of niet gebeurt in de eredienst? Of moeten we eerst bedenken: wat zegt de synode over liturgische afspraken?
Als je denkt in de lijn van het Nieuwe Testament waarin het ambt onderdeel is van de gemeente (1 Petrus 5), het lichaam goed laat functioneren (Efeze), is niet eerst de vraag: wat vindt de kerkenraad, wat denkt de dominee? Zo zou het misschien gaan in bepaalde bedrijven. Orders van bovenaf.
In de gemeente van de Heer is het eerst de vraag: wat is de orde van Jezus? Dat wil zeggen dat je met zijn ogen kijkt: welke gaven geeft de Geest aan de gemeente? Zijn er jongeren/gemeenteleden die een combo vormen; dank de Heer en laten we die gaven gebruiken. Zijn er goede organisten; inzetten tot Gods lof. Hebben we een blaasensemble: geweldig. Zijn er mensen die iets willen vertellen over wat God in hun leven doet; laten we luisteren. Of is daar het podium niet voor? Moet de kerkenraad dat verbieden? Waarom?
Ambtsdragers hebben een bescheiden rol. Dat maakt Petrus wel duidelijk. Ze zullen eerst goed moeten kijken naar alles wat er al lang is, aan gegeven geloof en gaven. Welke gemeente zijn wij; hoe groeien we het beste in het geloof? Wat dient de opbouw van de gemeente? Zijn we missionair? Worden de gaven goed benut? Leven we met elkaar mee? Wat kunnen we betekenen voor onze omgeving?
De bescheiden rol voor de ambtsdragers betekent niet dat zij – als je het zou doordenken naar een bepaalde kant – een soort uitvoerders zijn. Zoals je bij de laatste verkiezingen een partij had die als een stemkastje van burgers wilden functioneren in de Tweede Kamer. De gemeente vraagt – de kerkenraad draait. Zo is het niet.
Het ambt functioneert midden in de gemeente en wijst haar op haar Heer. Als het – terug naar het voorbeeld van net over de eredienst – in de liturgie ontbreekt aan goede, bijbelse elementen (lofprijzing, bijbelse leer, avondmaal, geloofsbelijdenis goede bediening van de doop etc.), dan is het aan het ambt om te zeggen: dat moet wél in de christelijke gemeente, willen we ons bestaansrecht niet verliezen. En als het een rommeltje dreigt te worden, is het goed dat leidinggevenden wat orde scheppen. Maar eerst de orde van Jezus, zijn liefde en recht zoals Petrus daarover spreekt.
Ik rond af. Als we vandaag ambtsdragers krijgen, is dat reden voor dank voor alle gaven. Daarmee zijn we begonnen. Het is ook zaak om juist vandaag eens te bedenken: hoe functioneren wij samen? Bij het krijgen van ambtsdragers bedenken we: wij zijn gemeente van Jezus! Laten we alle kado’s die God ons geeft uitpakken en benutten. Ieder in zijn/haar positie die God geeft. Laten we ook op die manier de PinksterGeest eren die ons siert met zoveel gaven.
—-
Zie ook ouderlingen en diakenen als kado van de Heer (n.a.v. Efeze 4).
voorbeeldliturgie
Welkom
Votum
Groet
GK 105: 1, 3, 8 en 9
10 woorden
PvN 130
Gebed
Kinderen naar voren
Exodus 4:1-31 Het teken dat de Heer door Mozes spreekt
Op bergen en in dalen, Gez. 166: 1 en 2
Kinderen naar kring
Lezen 1 Petrus 5:1-11
Verkondiging Dank God voor alle gaven in de gemeente
1. De Pinkstergeest versiert de gemeente
2. Het ambt; een bescheiden gave.
3. De gemeente in het midden.
GK 103: 1a, 2v, 4m, 6&8a
Bevestiging ambtsdragers (Formulier)
GK 22:1 en 2 voorafgaand en vers 4 na zegen
Dankgebed en voorbede
Kinderen komen terug en vertellen
Collecte
LB 687: 1 en 3
zegen