Preek over Zondag 21: wat geloof je van de kerk? Is er toekomst voor de kerk in ons werelddeel? Vervolg op vorige week toen het over de Geest (Zondag 20) ging. Voorbeeldliturgie onderaan de preektekst. Na de eredienst hoorde ik van het overlijden van Renate Dorrestein. Haar recente quote over de kerk sluit naadloos aan bij een deel van de preek. Ik voeg de quote onderaan toe.
Gemeente van de Heer
1 Wat vind/geloof je van de kerk?
Om even wakker te worden – zeker als we het over de kerk hebben – deze uitspraak:
‘Niets bewijst de redelijkheid van de kerk zozeer als haar vermogen haar eigen vertegenwoordigers te overleven’
(uit het boek Het Lam van Peter de Vries)
Heb je ’m? Anders gezegd: (onder andere) wij zijn vandaag de vertegenwoordigers van de kerk. Maar als wij er allemaal niet meer zijn, is de kerk er nog steeds. Zij overleeft haar vertegenwoordigers. En dat laat zien dat de kerk redelijk is. Dat wil zeggen: je kunt van alles en nog wat van de kerk zeggen/vinden. Maar ze ís er. En ze zal er zijn. Totdat Jezus terugkomt.
Ik begin maar met deze opbeurende gedachte omdat de kerk, op z’n zachtst gezegd, niet echt populair is. Heb je het over geloof: prima. Dat ‘mag’ vandaag (weer). Over Jezus: ja – dank de Heer. Begin je over de kerk – dan wordt de toon anders. Bijvoorbeeld:
- ‘Ik heb niet zoveel met het instituut kerk.’
- ‘De kerk is me de afgelopen jaren zo tegengevallen.’
- Misbruikschandalen (seksueel misbruik, machtsmisbruik); niets is de kerk vreemd;
- Over de comeback van religie (boek van Yvonne Zonderop 2018). Bij de presentatie werd gezegd: de rol van de kerken is uitgespeeld;
- ‘De kerk is een nutsbedrijf’ blijkt uit onderzoek (bij de jaarlijkse ‘koude douche’ in de cijfers en achtergronden van religie in Nederland).[i] Je gebruikt die als het je uitkomt.
En dan zitten wij, Vrijgemaakten, met extra probleem. We hebben een erfenis dat wij de ware kerk zijn. We zijn dat verleden zat. In onze kerken heerst, zo lijkt het soms, het k-woord. Niet dát lelijke woord. Ik bedoel: je mag het overal over hebben: vrouw & ambt, christen zijn op je werk, groen/duurzaam christen (groene kerk; o.k. maar dan nadruk op groen), homoseksualiteit, liturgie – noem maar op. Maar begin niet over de kerk. Dat hebben we achter ons gelaten.
We kunnen daarom wel mooi naar de Catechismus luisteren en dan weer naar huis gaan. Maar is dat voldoende? Als wij vandaag nu eens een leerboek of kerndocument zouden schrijven; hoe zou dat eruit komen te zien als het om de kerk gaat?
Tweeënhalve minuut om met elkaar de vraag te bespreken: wat vind/geloof je van de kerk? Net als vorige week: probeer er een gesprek van te maken dat door de verschillende generaties heengaat.
2. Verlegenheidsoplossing.
De Catechismus zegt iets opmerkelijks bij het spreken over de kerk. De belijdenis begint niet met ons. En geeft geen tips en trics hoe je het leuk kunt houden met elkaar. De start is geen overzicht van de (kerk)geschiedenis.
De Catechismus begint met Jezus. Beter gezegd: met ‘de Zoon van God’. Dat verschil doet ertoe. Want voordat Gods zoon mens werd aan het begin van onze jaartelling begon hij al met zijn reddend werk. ‘Vanaf het begin van de wereld tot het einde’ (Catechismus). Dat is mooi, Bijbels gezegd. Want Jezus is, zo hebben we ontdekt bij het luisteren naar Marcus, ‘de zoon’ die net zo geliefd wil worden als de Enige, God.[ii] En Gods zoon werkt ‘door zijn Geest en Woord en door verbondenheid van oprecht geloof’, belijdt de Catechismus. Door die Geest die net zo gerespecteerd wil worden als de Vader en de Zoon, zo hoorden we vorige week zondag toen het over de Geest ging.[iii] We zitten in Zondag 21 weer in het hart van dat ene, grote mysterie. En daar maakt de kerk, door Gods genade, deel van uit. Wat een belijdenis! Zet nu die stap; die ene stap om dat te geloven.
Geloof jij dat? Het zijn grote woorden die de Catechismus hier uitspreekt. Denk nog eens terug aan je gesprek van even geleden. Waar begin jij als het over de kerk gaat? Vind je het raar dat de Catechismus begint met Gods zoon?
Kijk, gemeente: het is te simpel om te zeggen: kijk maar naar de Heer dan komt alles goed. Dan begin je vanzelf van de kerk te houden. Nee. Het is waar; niets menselijks is de kerk vreemd. En ze staat in onze samenleving waarin het individu en de ontplooiing van dat individu centraal staat onder druk. Dat zijn dingen die we moeten zeggen.
Maar laten we eens meekijken met de blik van de Catechismus. Hoe(zo) brengt Gods zoon de kerk samen ‘vanaf het begin van de geschiedenis’? We hebben gelezen uit het eerste Bijbelboek. Dat God oordeelt over de zonde en zondaren. Dat oordeel is niet mals (Genesis 3:14-19). Maar God troost ook. Hij geeft de oer- of moederbelofte dat Hij zal verlossen (Genesis 3:15). God bekleedt de mens (Genesis 3:21, cf. Galaten 3:27b). Hoop klinkt daarom in Adams stem als hij Eva ‘moeder van alle levenden’ noemt (3:20).
Maar toch. Als je verder leest, lijkt niet Gods belofte maar wanhoop te winnen. Want hun eerste kind, Kaïn, blijkt geen verlosser. Hij is een moordenaar (1 Johannes 4:12). Het eerste mensenbloed op aarde vloeit. En het kwaad explodeert in Genesis 4. Lamech zet Kaïn in zijn schaduw door te zeggen dat hij om niets een ander doodmept. Wie de film Noah heeft gezien, krijgt een indruk van de gewelddadige maatschappij van toen: moord, geweld, vergelding, uitbuiting, slavernij – noem maar op. Paradise lost. God is nergens te bekennen.
En dan staat er iets opmerkelijks. Het hoofdstuk van teloorgang eindigt zo:
‘Toen begon men de naam van de HEER aan te roepen’ (4:26).
Hoor je dat?
Een tegenbeweging. Tegen het geweld in. Een verlegenheidsoplossing. Wij weten het ook niet meer. We zijn niet paradijslijk. Die weg is gesloten (Genesis 3:24). We willen ook niet zijn als Kaïn en Lamech. Nee. Die weg loopt dood.
Ze kunnen geen kant meer op! Wat nu? Hoe verder?
Midden in de troep beginnen ze op te kijken. HEER; help. Verlos ons van het kwaad (cf. Matteüs 6:13)! Red uw schepping en red ons mensen, gemaakt naar uw beeld (Genesis 1:26). Noem het zoals je wilt, maar hier begint iets dat lijkt op georganiseerde godsdienst zoals wij dat tot op de dag van vandaag kennen. Het aanroepen van de HEER is ‘geboren’ uit de ervaring hoe het uit de hand liep. Het brengt de mens terug. Terug naar de oerbelofte van God (Genesis 3:15): Gód zal de kop van de slang vernietigen – doorheen de nakomeling van Eva. En zo eindigt dit dieptreurige hoofdstuk Genesis 4 in hoop. Het kwaad krijgt niet het laatste woord. De naam van de HEER wordt geprezen. Het is alsof Jezus al een beetje geboren wordt. Een klein beetje Pinksterfeest.
3 Terug naar de Heer en de Geest.
De grootste fout en valkuil van de kerk, gemeente, is dat ze de werkelijkheid uit het oog verliest. De werkelijkheid waarin je kerk bent. Genesis 4 zegt: in je troep kijk je op. Dat is kerk zijn. Openbaring 12 doet er nog een schepje bovenop. Johannes schouwt als in een röntgenfoto waar het op staat: de kerk leeft niet in het paradijs maar in de woestijn. Petrus zegt het op Pinksteren: je moet je uit de generatie waarin je leeft, uit je eigen tekorten laten redden (Handelingen 2, 1 Petrus 2).
Luxeprobleem.
Onze setting vandaag is zo anders. Ligt daar ons grootste probleem; groter dan ‘secularisatie’ of wat dan ook? Wij hebben een stevig gebouw. Relatief nieuw. Kan nog wel even mee. Op voorhand is dat geruststellend. Als de dienst iets later dan 9.30u begint, begin je vanzelf wat onrustig op je klok te kijken. Gaat het in de liturgie anders dan je gewend bent, dan moet het daar wel (even) over gaan. Doet iemand iets (op zondag) wat volgens jouw idee blijkbaar niet in orde is, dan moet die persoon tot de orde geroepen worden. Dan is het blijkbaar weer o.k. Discussiëren we over van alles en nog wat, dan – zo zeggen we – zijn we wel heel erg aan het veranderen. Want zo deden we dat nooit; we hadden altijd zoveel rust en duidelijkheid. Zijn we het met elkaar of ergens over niet eens dan kunnen we soms eindeloos met elkaar (bek)vechten. Tijd en ruimte zat – voor ons idee.
De vraag is: als je zo christen bent en je zo gedraagt: in welke situatie denk je dat je je bevindt? Denk je eigenlijk – dat zul je wellicht niet hardop zeggen, misschien doe je het zelfs onbewust – dat we leven in een oase van tijd, rust, overzicht; een omgeving waar alles tip-top is of zou moeten zijn? Een… paradijs. Dat kan jouw beeld zijn. Het is niet het Bijbelse beeld (Genesis 4, Openbaring 12).
De vraag is: wat leerde jou opkijken naar God (Genesis 4)? Wat brengt jou/u hier? Of heb je dat moment misschien nooit gekend terwijl je al jaren in de kerk zit? Staat ons vizier op scherp als het gaat om de situatie waarin je kerk bent?
Waarom komen gemeenteleden niet?
Hoe zijn wij kerk? Zie je hoeveel postvakken er niet geleegd worden; door mensen die blijkbaar überhaupt niet meer in de kerk komen? Stel dat we de strikte definitie van Zondag 21 vraag en antwoord 55 hanteren. Daar staat dat ‘allen samen en ieder persoonlijk verbonden is aan de Heer. En dat ieder zijn/haar gaven inzet voor de gemeente’. Als we dat hanteren voordat je mag spreken van lidmaatschap van de kerk, dan geeft de teller een heel ander getal kerkleden aan dan het aantal leden dat nu in het ledenboekje staat.
Het punt is: weten wij waarom deze mensen niet langer in de kerk komen? Zijn ze God of hun inspiratie kwijt (dat kan)? Of missen ze iets in de kerk; worden ze niet geïnspireerd (dat kan)?
Hebben wij het hierover? Of zegt de een: ze moeten gewoon komen; ‘zij’ hebben een probleem? En denkt de ander: het is ieders vrije keuze; er is geen probleem? Beide reacties brengen ons terug naar Zondag 21. Wat is de kerk? Wie zijn wij? Wat doen wij hier?
Twintigers en jongeren.
Heb je wel eens gekeken in het ledenboekje? Hoeveel twintigers er afhaken of recent afgehaakt zijn? Laatst zei iemand tegen me: we zijn een verloren generatie. Die woorden blijven in mijn hoofd zitten. Het gaat in hen om de toekomst van de kerk. Om de kerk vandaag. Waarom gaan zij weg? Zij sturen geen (boze) brieven naar de kerkenraad. Zij vertrekken gewoon. Of verhuizen en vragen geen attestatie op. Maar hun zwijgen spreekt. Luid en doordringend. Of horen wij het niet eens en gaan we (gewoon) verder met onze discussies of dingen/dingetjes?
Sommige gemeenteleden hoor ik zeggen: ach, die jeugd; die trekt vanzelf bij. Ook wij moesten vroeger onze mond houden en zijn later gaan meedoen met de kerk. Het zal dat je dat het vroeger zo was. Maar de tijd vandaag is wel anders. Vroeger was het vanzelfsprekender dat je je – na ongetwijfeld je mitsen en maren – toch aansloot bij de kerk. Die tijd is vandaag voorbij. Het vandaag eerder omgekeerd; vanzelfsprekend dat je niet meedoet met de kerk. daarvoor hoef je niet eens perse afscheid te nemen van (je geloof in) God.
Anderen zeggen: het is de moeite/angst om je ergens aan te (ver)binden. Dat zit nu eenmaal in onze tijd en dat gaat niet aan de kerk voorbij.[iv] Denk aan voetbalclubs, politieke partijen en noem maar op. Iedereen worstelt met commitment. Twintigers zelf zeggen misschien: is het wel écht (authentiek) wat er in de kerk gebeurt? Alles loopt misschien wel op rolletjes maar ménen mensen het? Hoe kun je zien of het een bepaald (geloofs)systeem is met allemaal regels of dat het lééft?
Gemeente: hoe zijn we kerk? Staat ons vizier scherp?
Ken je het verschil in de discussie zoals die gevoerd wordt in gemeentevergaderingen en tijdens catechisatie? Als ik dinsdag hier bij cat rondloop en op een donderdag een gemeentevergadering meemaak, denk ik wel eens: dat staat een eind uit elkaar. Weet je waarom jongeren het bepaald niet vanzelfsprekend vinden om belijdenis te doen? Jongeren: hebben jullie het daarover? Ervaar je de gemeente als plek waar je kunt bespreken wat je bezig houdt? Als ik ouderen hoor spreken over de tijd dat zij belijdenis deden, hoor ik wel eens: dat deed ik omdat de groep belijdenis ging doen. Daar dacht je niet altijd over na. Later ben ik me meer/pas gaan realiseren wat belijdenis doen inhoudt. Een eerlijke reactie. Maar hoe doen we dat dan vandaag als ‘de groep’ juist niet vanzelfsprekend belijdenis doet? Als we ons – en daar zitten zowel goede als minder goede kant aan – meer realiseren dat je zélf een keuze maakt? Zijn we daarop ingesteld in de manier waarop we spreken, de jongeren een plek geven in de kerk? Of is de kerk (nog) zo ingesteld: we gaan er, min of meer, vanuit dat je je zo ontwikkelt en opstelt zoals we dat altijd hebben gedaan?
Terug, gemeente. Wij kunnen veel vinden en denken. En dat is allemaal relevant voor het gesprek. Maar daarin terug naar de Heer van de kerk, gemeente.
Een bijzondere tekst in dit verband is het eind van het Oude Testament. De laatste regel van dat Testament vertelt dat God een nieuw elan, een nieuwe Geest geeft in de nieuwe profeet Elia. Zijn werk is opzienbarend. Voor de komst van God uit verbindt hij generaties aan elkaar (Maleachi 3:24, cf. Matteüs 11:14). In die Geest zal het moeten in de kerk. Dat is niet de Geest van verwijt: jij doet het fout. Ook niet de Geest van het gelijk: ik weet het beter. Ook niet de Geest van het gemak: we hebben het altijd zo gedaan. Ook niet de Geest van de revolutie: we gooien nu (eindelijk) het roer radicaal om. Het is de Geest die wijst op (de komst van) de Heer. Die Geest leert ons op te kijken. Zo verbindt die Geest ons met de vroege kerk (Genesis 4). Zo belooft de Geest altijd bij ons te blijven en ons te helpen (Zondag 20). In zijn spoor, gemeente.
4 Hoe zien wij de toekomst?
Ik begon met de opbeurende opmerking over de redelijkheid van de kerk. In het vorige punt ging het om de vraag in hoeverre ons vizier op scherp staat. Tot slot kort aandacht voor vandaag en onze toekomst.
Gemeente: wie kijkt naar kerkelijk Nederland ziet dat het ‘vet’ eraf gaat. Dat wil zeggen: wie gelooft, gaat ervoor (orthodoxer dan voorheen). De afbraaktijden van Maarten ‘t Hart zijn voorbij. Het mag weer gaan over geloof; ja, over de kerk. Denk aan het boek Wormen en engelen van Maarten van der Graaff (2017). Voor zover je vanzelfsprekend christen kon zijn; dat wordt wel heel lastig. En dat is goed. Onze gemeente, de Kandelaarkerk, heeft door Gods genade veel om juist in dat spoor verder te gaan. Iedere samenkomst, kring- of wijkbijeenkomst is daarvan het bewijs. Mensen die nieuw binnenkomen geven dat aan. Zoekers die wel eens binnenkomen getuigen daarvan. We zien het aan de vele inzet binnen de gemeente en naar buiten toe. Dank de Heer. Dank de Heer voor iedere keer dat er geloofsbelijdenis plaatsvindt. Dat jullie, jongeren meedoen; in catechisatie, diensten, muziek en vooral dat je in je gewone leven laat zien dat je bij de Heer hoort. Twintigers die blijven en meedoen. Dank voor alle dertigers t/m tachtigers in de gemeenten en jullie vitale geloof. Dank de Heer dat er steeds gemeenteleden zijn om kinderen het evangelie voor te houden. En ga zo maar door.
Laten al deze dingen ons, gemeente, niet ontslaan van de vraag hoe wij de toekomst zien. Laat het eerder andersom zijn. Waar staan we over twee jaar? (Hoe) spreken we leden die niet (meer) komen aan? Welke plek geven we jongeren en twintigers en wat betekent dat voor de manier waarop we kerk zijn? Hoe ziet de gemeente er over vijf jaar uit? Over tien jaar? Wat zijn dan de dingen waar we mee bezig zijn? Welke discussies voeren we dan? Hoe zien dienst voor God en voor mensen (maatschappij) eruit; het onderwijs, cursussen, de onderlinge geloofsopbouw; welke jongeren of twintigers van nu geven dan leiding?
De Bijbel leert ons bij dit soort vragen op te kijken. We zijn hierin niet van onszelf. De Heer houdt ons bij de les. Zijn les.
Deze preek hoort bij een korte serie over de Geest, de kerk en de verhoogde Jezus (Hemelvaart).
[i] Zie De kerk is tegenwoordig een nutsbedrijf (brief NRC 2014) en, bijna gelijktijdig, Genadefundamentalisme. De kerk in het rapport van het SCP. (De Reformatie).
[ii] Zie God, de Enige, is in Jezus onze naaste geworden. Preek over Marcus 12:27-38. Zie ook de introductie van de hele Marcusserie.
[iii] Zie de belijdenis over de Heilige Geest in Zondag 20. De preek van vorige week ging daarover.
[iv] Zie een artikel (Nederlands Dagblad 2014) over het klimaat waarin we vandaag (trouw)relaties aangaan; in dat klimaat ben je ook kerk.
voorbeeldliturgie
Welkom
Votum
Groet
GK 133:1a, 2v, 3m 4&5a
GK 176b (wet)
Gebed
Kinderen naar voren
Gods verbond Genesis 8:1-9:17 Gods verbond met de mens
Ik zal er zijn (Sela opwekking 770)
Kinderen naar kring
Lezing Genesis 3:14-4:26 (korte intro is nodig. De lezing begint bij Gods oordeel over de eerste zonde)
Zondag 21 Catechismus
Verkondiging Heeft de kerk toekomst?
1. Wat vind je van de kerk?
2. Verlegenheidsoplossing.
3. Terug naar de Heer en de Geest.
• Luxe probleem.
• Waarom komen gemeenteleden niet?
• Twintigers en jongeren.
4. Hoe zien wij de toekomst?
GK 105:1a, 2v, 3m 5a en 9a
Dankgebed en voorbede
Afgesloten met GK 181d (Onze Vader)
Collecte
Psalm 33: 4 en 6 nieuwe berijming http://www.denieuwepsalmberijming.nl/berijmingen/psalm-33
Zegen