Preek in de serie over het Marcusevangelie. Dit keer over de vraag hoe de geloofsbelijdenis dat God Een is zich verhoudt tot het optreden van Jezus (Marcus 12:28-40). De proef over de vraag of opstanding wel mogelijk is (12:18-27) komt DV later aan bod. Voorbeeldliturgie onderaan de preektekst. De preek kan ook in twee delen worden gehouden. Punt 3 is dan de start van het tweede deel.
Gemeente van de Heer
1 De veelzeggende vraag van buitenstaanders.
Binnenkort start de Alphacursus. We hopen dat het, net als vorig jaar, een gezegende cursus zal zijn. Ik las een tijd geleden eens dat er onderzoek gedaan is naar de vragen die leven bij cursisten. Dat onderzoek is belangrijk. Al was het maar omdat de praktijk uitwijst dat vragen van buitenstaanders ook, in meer of mindere mate, leven onder christenen zelf. Op nummer 1 staat: hoe zit het met het lijden in de wereld? Als God bestaat: waarom laat Hij dat toe? Op nummer 2 staat deze vraag: waarom het christendom; er zijn zoveel religies? Weet je wat op nummer 3 van de vragenlijst van de deelnemers van de Alphacursus staat? Deze vraag: hoe zit het met de Drie-eenheid van God?
Zou je dat verwachten? Is dat ook een vraag voor u/jou? Vraag 1 (God en lijden) komt heel vaak aan de orde in de kerk. Al was het maar omdat ieder daar, vroeg of laat, in zijn of haar eigen leven mee te maken krijgt. Vraag 2 (waarom het christendom) komt ook vaak aan de orde. Zeker onder jongeren. Maar dan de Drie-eenheid van God. Ik kan me niet herinneren dat iemand daar wel eens (uit zichzelf) over begon. Of dat het er over gaat, behalve wanneer dat expliciet geagendeerd wordt, als het aan de beurt is op catechisatie ofzo.
Hoe kan dat? Je zou zeggen: over de drie-eenheid van God moet het altíjd gaan in de kerk. Want dit gaat over de vraag wie God is. Gods identiteit. Wat kan er in de kerk belangrijker zijn dan dat? Toch wijst de praktijk anders aan. Vinden wij het misschien ingewikkeld dat God zich zo bekend maakt? Begin je er dan liever niet over? Wordt er te weinig over gepreekt en/of gesproken? Heb je wellicht het idee dat dit een soort hogere wiskunde (een en toch drie) is die je te boven gaat? Of is het een geheim dat zo groot is dat we er alleen over kunnen belijden (Nicea, Athanasius, Catechismus Zondag 8, Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 1 en 8 t/m 11) of het alleen kunnen vieren/ontvangen; tijdens het heilig avondmaal, bij de bediening van de heilige doop of bezingen in trinitarische liederen?
Hoe dat ook allemaal zit; het gaat weldegelijk vaak over de drie-eenheid van God. In ieder geval met degenen die, geïnteresseerd of kritisch, buiten de kerk staan. In een Alphacursus bijvoorbeeld. Logisch. Want het betreft de vraag wie de God is die wij vereren. Dat wil je weten voordat je bedenkt of je daarbij wilt aansluiten. Of het is een argument om geen christen te worden (wie kan zoiets absurds geloven?).
En vooral is bij dit onderwerp te denken aan het gesprek met moslims. Zij vragen wel eens expliciet: vereren jullie soms drie goden; Vader, Zoon en Geest? Dat botst met de basis van hun geloof: de eenheid van God. Als jij, christen, deze vraag van hen beaamt, ben je – terecht – in hun ogen volstrekt ongeloofwaardig.
2 God is de Enige! Amen. Maar wie is Jezus dan!?
Ook hier gaat het om de identiteit van Jezus.
Aanleiding om over de Drie-eenheid van God, over de identiteit van God te beginnen is het stukje dat we net hebben gelezen. Na twee heel ingewikkelde strikvragen (12:13-27) aan het adres van Jezus volgt een derde. Een die we goed moeten bekijken. Als je regelmatig in de kerk komt, ken je dit stukje. Dit stukje wordt namelijk vaak gelezen na de wet (Exodus 20). Dan volgt de samenvatting uit het Matteüs-evangelie. Dat is hetzelfde stukje als we net in Marcus hebben gelezen:
Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat
(Matteüs 22:37-40).
We denken dan: handig. Een soort kapstok. Al die tien geboden kun je natuurlijk niet onthouden. De samenvatting wel. Deze samenvatting wordt door christenen soms zelfs wel eens gebruikt om een tegenstelling te maken: het gaat niet om wetten (regeltjes) maar om de liefde. Alsof dat bij God en waar in de Bijbel ook maar ooit een tegenstelling is.[i]
Nu is er niets verkeerds aan dat christenen deze samenvatting regelmatig lezen of gebruiken. Maar nu we langer naar Marcus luisteren, hebben we meer oog voor het soort antwoord dat Jezus hier geeft. Het is een antwoord in de setting van een serie strikvragen waarmee men Jezus wil vangen. En die strikvragen zijn, op hun beurt, weer een reactie op Jezus’ gelijkenis waarin Jezus antwoord geeft op de vraag wie hij wel niet denkt dat hij is; Jezus – zo vertelt hij in gelijkenistaal – is Gods zoon (Marcus 12:1-12). Het geheel lijkt een soort kat-en-muisspel. Steeds gaat het om de vraag: wie is Jezus? In de eerste strikvraag naar het wel of niet betalen van belasting aan de keizer was dat de verrassing van Jezus’ antwoord: hij, Jezus, is zelf de ‘munt’ die ons schatplichtig aan God maakt (Marcus 12:17 en 10:45).
Kortom; als je Marcus stug doorleest, krijg je oog voor het bijzondere karakter van de vraag en het antwoord. Matteüs zegt het er expliciet bij dat ook deze vraag bedoeld was om Jezus op de proef te stellen (Matteüs 22:35). Prima dus om dit stukje als samenvatting van al Gods geboden te zien. Als maar duidelijk is dat er meer aan de hand is. Dat blijkt meteen al in de opmerking dat na Jezus’ antwoord niemand hem nog een vraag durfde te stellen (12:34). Hoezo niet? Blijkbaar zit er iets in Jezus’ antwoord verstopt dat zó explosief is dat men daar het liefst een eind bij uit de buurt blijft.
Zie jij wat dat explosieve antwoord is? Een samenvatting kan dat niet zijn. Daar ga je eerder van gapen.
Het tekstkopje in onze Bijbel helpt wat dat betreft niet erg. Het laat niet zien hoe bijzonder het is wat hier gebeurt. Want bij vers 35 begint een nieuw kopje. Dat wekt de indruk dat er iets anders komt. Maar dat stukje hoort helemaal bij het stukje dat we net hebben gelezen. Net zoals de schriftgeleerde vraagt naar hoe Jezus het belangrijkste gebod verstaat (12:28), zo vraagt Jezus op zijn beurt hoe de schriftgeleerden de bedoeling van de Heilige Geest begrijpen; de Geest heeft immers door de profeet David gesproken over de messias die tegelijk Davids zoon als ook zijn Heer is (12:35-37). De verzen 28-40 van Marcus 12 vormen een geheel. En weer – dat kan inmiddels geen verbazing meer wekken – over de vraag wie Jezus, de zoon van David (10:47, 11:10, 12:37), is.
Strikvraag: niemand anders dan God is God. Toch, Jezus!?
Wat is dan de strikvraag van deze schriftgeleerde? Hij heeft in de gaten dat Jezus de Sadduceeën naar de Schrift beantwoordt (12:28). Zijn strikvraag kan niet zijn of Jezus weet wat het belangrijkste gebod is. Dat wil zeggen: dat antwoord staat zo als een paal boven water dat het onmogelijk is een gelovige Jood daar een ander antwoord op zou geven dan de complete liefde tot God (Deuteronomium 6). Dat is de belijdenis van de Joden. Elke dag beleden. Nee; er ligt iets onder de vraag. Dat heeft te maken met de voorgeschiedenis.
- Jezus laat zich binnenhalen als ‘gezegende in de naam van de Heer’ (11:10);
- Jezus legt de (door God zelf gegeven) tempeldienst stil (11:15-18);
Het leidt tot de vraag wie Jezus daartoe bevoegdheid geeft (11:28). In wíens naam treedt Jezus op? Wat denkt hij wel van zichzelf dat hij zich zo laat toezingen (cf. Lucas 19:39&40)? Hoezo zet hij de tempeldienst stil? Voor iedere gelovige Jood stond vast dat je God moest liefhebben en gehoorzamen (Deuteronomium 6). God alleen. De strikvraag hier is listiger dan de vraag naar de essentie van de dingen, Wie het belangrijkste is. Daaronder ligt de vraag: en hoe verhoud jij, Jezus, je tot Hem om wie alles gaat? Je wekt de indruk, Jezus, dat jíj geboden uitschrijft (leg de tempeldienst stil!); dat jij jezélf op Gods plaats (neer)zet (‘hij die komt in de naam van de Heer’); jezelf in beeldtaal neerzet als de zoon van God (12:6) en vervulling van de Psalmen (12:10 en 11). Hoe zit dit, Jezus?
Ondertussen is het onmogelijk voor een gelovige Jood, zoals Jezus, ook maar iets anders te zeggen dan het (voor ieder bekende ant)woord uit Deuteronomium 6. En dat woord geeft Jezus dan ook. En dan verwacht je een punt. Maar opvallend is dat Jezus er iets bij zegt. Hij zet er iets naast. Niet ‘het op een na belangrijkste’ (NBV) maar ‘aan dit (eerste) gelijk’ (Statenvertaling) is: heb je naaste lief als jezelf. Er zijn geen geboden belangrijker dan deze (12:31). En dan een punt. En stilte.
Hé. Wat gebeurt hier? Het liefdesgebod tot de ander was op zich bekend (Leviticus 19:18). Maar je verwacht het niet. Niet in de vraag naar de essentie van het geloof. Juist niet want Israël weet dat God God is en geen mens (onderscheid Schepper – schepsel). Wat bedoelt Jezus als hij deze twee naast elkaar zet? Over wélke naaste heeft Jezus het? In de setting van de strikvraag gaat het antwoord erover dat Jezus het hart van zijn tegenstander kent. En dat laat hij hen merken: vol liefde voor God zijn jullie? Vol ijver voor God, zoals de Schrift en de belijdenis zegt? Juist ja. Waarom zet je dan een strik voor mij? Waarom neem je mij niet voor wie ik zeg en laat zien te zijn; Gods zoon? Zie je wat Jezus doet in dit antwoord? Jezus zelf zit in dit antwoord verstopt. Jezus zet (het Bijbelse gebod tot) de liefde tot hemzelf pal naast (het Bijbelse gebod tot) de liefde tot de enige God. In een adem.
Uit het antwoord van de schriftgeleerde wordt zijn paniek hoorbaar. Hij heeft gehoord wat wij misschien maar lastig kunnen horen. Het blijkt uit zijn uitvoerig compliment – vers 32 ‘rabbi’ voor een simpel antwoord en Jezus is geen ‘echte’ rabbi – waarin z’n reactie verpakt zit. En de dikke streep die hij zet als hij nog maar eens even heel duidelijk herhaalt dat er geen andere God is dan God. Niemand anders kan daar aanspraak op maken. Niemand. Daarover zijn we het eens, hè, Jezus!
En, opvallend: de schriftgeleerde verandert het antwoord van Jezus een beetje. Hij haalt dat unieke van die naaste weg. Hij haalt de manier waarop Jezus – die zichzelf in het antwoord verstopt had – zich tot de Ene had geplaatst eruit! Hij voegt toe dat brandoffers en andere offers het niet halen bij de liefde tot deze ene God en het liefhebben van de naaste (vers 33). Wacht even. Dat woord over die brandoffers komt uit de Bijbel maar wat de schriftgeleerde zegt is anders dan wat Jezus zei. Jezus die zich op déze manier manifesteert in realtie tot de Enige (en dan een punt zet) heeft de schriftgeleerde niet nodig. De schriftgeleerde lijkt terug te grijpen op het moment dat Jezus de tempeldienst stop zette. De schriftgeleerde poogt het zo op te lossen: als Jezus dat nou deed uit liefde voor God. Laten we proberen er allemaal zo naar te kijken. Dan heeft hij er wel niks van begrepen maar liefde tot God is, Bijbels gezien, toch meer dan offers. Jezus is dan iemand die erg z’n best wil doen (voor God). Ik wil hem op die manier wel ‘als mijn naaste liefhebben’. Een (hier en daar wat kromgedraaide) profeet ofzo. Ach, daar zijn er meer van. Per saldo niet al te gevaarlijk, die Jezus. En misschien wel een profeet met veel liefde voor God. En/maar God – en niemand anders – is God. Laten we dat even heel helder houden.
Nog één stap. Maar wat voor een.
Het lijkt een vrome (bijbelse) reactie. Maar opnieuw negeert de schriftgeleerde
- Jezus’ gezagsvolle optreden (11:18),
- Jezus’ antwoord dat hij dat deed omdat hij Gods zoon is (12:6) en vervulling van de Schrift (12:10 en 11),
- Jezus’ woord aan hem waarin hij hem, in de naam van Gods woorden, gebood te nemen (liefhebben) voor wie hij zich uitgeeft; Gods zoon (12:29-31).
Jezus’ reactie maakt dit tafereel dan ook helemaal af. Jezus zegt: je bent niet ver van het koninkrijk. Dat lijkt een compliment. Zoals de juf zegt dat je een acht hebt (kan nog een tien worden). Maar het is het tegenovergestelde. Het is een hint, een waarschuwing. Je moet nog een stap zetten! Minstens is het een uitnodiging: zet nog een stap. Dat zegt Jezus tegen een schriftgeleerde. Iemand die alles weet van God. Die een wandelende Godsvertegenwoordiger is.
Dit woord is zeer explosief. Want er is maar een logische vervolgvraag. Wélke stap moet ik dan nog zetten volgens jou, Jezus? Het antwoord ligt zo voor de hand – nog meer dan het opzeggen van de Joodse geloofsbelijdenis – dat men die vraag niet stelt.
Dat antwoord moet wel
- wijzen naar die ‘naaste’ waar Jezus eerder op wees (12:31); de liefde tot die naaste is volgens Jezus ‘gelijk aan’ de allesoverheersende liefde tot de enige God.
- wijzen op hem die ook ditmaal, net als vorige keren, hun harten doorziet.
- wijzen op hem die zich de koninklijke allure laat welgevallen (11:9)
- expliciet maken wat in de gelijkenis nog impliciet was; wie de zoon is die gedood wordt maar de hoeksteen van Psalm 118 blijkt te zijn (12:6 en 12:10&11)
- wijzen naar de koning in wie het koninkrijk van God gekomen is (1:15).
Men past ervoor om ook maar in de buurt te komen van dat antwoord. Vandaar dat niemand hem nog iets durft te vragen (12:34). Hier wordt het té pijnlijk en té heftig. Want dit gaat niet over de tempel (hoe belangrijk ook). Het gaat niet over koninklijk onthaal in Jeruzalem (hoe veelzeggend ook). Het gaat om de vraag naar God Zelf. Om de liefde tot Hem, de Enige (Deuteronomium 6). De identiteit van God. De essentie van het geloof. Nog een stap verwijderd is men hier van de vraag waar het allemaal om draait in het evangelie (14:61). Maar dat kan niet! Net is nog even heel duidelijk vastgesteld dat God alleen God is en dat er geen andere God dan Hij is (12:32). Juist de Joden wisten als geen ander dat deze Enige zijn eer niet deelt met een ander (Jesaja 42:8, 48:11). Dat had God duidelijk gemaakt na de ellende van de ballingschap als straf voor een volk dat andere goden (!) achterna liep.
Gemeente: hadden we er maar bij kunnen zijn, bij dit moment. Er moet acute kortsluiting hebben plaatsgevonden in de hoofden en harten van de mensen die ook maar een klein beetje begrepen wat er hier aan de hand was. Deze strikvraag lijkt simpeler, welwillender dan de vorige twee. Maar deze strik is essentiëler dan welke ook maar. Dat heeft te maken met wat er op tafel komt. God, die de enige is. Op het moment dat men elkaar daarin een hand wilde geven en overgaan tot de orde van de dag, dringt zich door Jezus’ antwoord steeds meer onontkoombaar deze vraag op: wie, wíe is Jezus? Wie is hij in relatie tot God, de Enige?
Ondertussen straalt Jezus. Hij wist niet alleen uit de strikvraag te manoeuvreren. Ook nog eens op zo’n manier dat de vraag die steeds aan de orde was – zijn identiteit – een op een verbonden is aan de kern van het geloof dat God zijn volk gaf. Stap voor stap komen Jezus’ tegenstanders in zíjn ‘strik’ terecht.
Jezus duidt het verzet vanuit (het werk van) de heilige Geest.
Jezus zet dan ook geen stap terug. Als de schriftgeleerde weigert die ene stap te zetten (12:34b), doet Jezus dat zelf. Hij duidt geestelijk wat er op dat moment aan het gebeuren is (12:35-37). Hij is Davids zoon. Maar, zegt Jezus: de heilige Geest laat David ook zeggen dat Davids zoon Davids Heer is (Psalm 110, Marcus 12:36&37). De Heilige Geest zegt dat. Dit is meer dan een koekje van eigen deeg aan het adres van de schriftgeleerden. De vraag is: tegen wie verzetten de schriftgeleerden zich als ze Jezus steeds maar blijven negeren? Davids zoon is niet een zoon zoals jij en ik een zoon of dochter kunnen krijgen. Davids zoon is zo’n zoon en ook zijn Heer. Dat lezen de geestelijk leiders in de goddelijke geschriften (o.a. Psalm 110). Dat weten ze van Godswege. Ze zijn bekend met de wonderlijke identiteit van de te verwachten messias. Die zoon willens en wetens negeren, terwijl hij hun ‘naaste’ is geworden en pal voor hun neus staat, is zonde tegen de Geest (cf. Matteüs 12:31&32).
Gelijk volgt ook een frontale aanval op de schriftgeleerden en hun hypocrisie (12:38-40). Explicieter en explicieter wordt waar het in het evangelie om gaat. De uitvlucht van de schriftgeleerde dat het om een verhouding van liefde en concrete geboden ging (12:33) is niet aan de orde. Maar dan ook helemaal niet.
Jezus draait de zaken radicaal om. Het gaat niet allereerst om de liefde voor God. Het gaat om de liefde van God. God is in zijn zoon onze naaste geworden. God zelf wordt in zijn zoon die ook Davids zoon is het offer, door de eeuwige Geest (Marcus 12:36, Psalm 110, Hebreeën 9:14, Psalm 40). Het hele evangelie, het geheim van Gods identiteit, ligt in dit korte stukje verstopt als een geweldige schat. En dat geheim begint bij het aanvaarden van Jezus, de zoon van God die om ons mens werd, onze naaste.
De geestelijk leiders hebben het in zoverre begrepen dat ze niet dichterbij komen. Ze stoppen met vragen en houden afstand. Dit is heilige grond (cf. Exodus 3:5). De mensen luisterden graag (12:37b). Hebben ze iets gevoeld van het grote mysterie van het geloof (1 Timoteüs 3:16)? Of horen ze maar trekken ze geen consequenties en blijven ze zo ook op ((on)eerbiedige) afstand?
3 Het grote mysterie van het geloof.
Gemeente; wat had je gedaan als je daar bij Jezus stond, op dat tempelplein. Was je tot geloof gekomen? Had jij die ene stap wel gezet? Het meest voor de hand liggende antwoord is: dat is niet te zeggen. Want jij en ik waren er niet bij. Belangrijker is de vraag of wij vandaag leven bij het geheim van de identiteit van God; dat we geloven in de eenheid van God die zich bekend maakt als Vader, Zoon en Heilige Geest (Nicea). Hoe komt het dat er op dit punt verlegenheid lijkt te zijn (zie hierboven)? Hebben we het misschien over van alles en nog wat terwijl we de kern misschien als vanzelfsprekend beschouwen, misschien wat vergeten. Hebben we nog meer buitenstaanders nodig (Alpha, moslims) die ons als het ware dwingen om terug te gaan naar het tempelplein van Marcus 12 om daar het grote geheim opnieuw te ontdekken.
Terug naar Jezus op het tempelplein.
Wie z’n ogen goed de kost geeft in het kerkelijk leven, merkt dat juist op het punt van de Drie-eenheid van God van alles in beweging is. Komt dat misschien omdat wij, westerse kerken, zo weinig stilstaan bij het mysterie van het geloof? De vraag is steeds welke beweging dat is en wat dat zegt. Ik geef drie voorbeelden.
Nieuwe kerk beginnen?
Van de week las ik op Facebook het bericht dat er weer een nieuwe Hillsong Gemeente opent in Utrecht, in een voormalig Rooms-katholiek gebouw. Op Facebook werd hun ‘Geloofsbasis’ (belijdenis) gedeeld. Herkenning – dank de Heer daarvoor – omdat God als de Enige wordt beleden en als Vader, Zoon en Heilige Geest. Omdat ik precies met de tekst uit Marcus 12 bezig was ging ik beter kijken naar die geloofsbelijdenis, gericht op de vraag: wat staat daar precies van Jezus? Mij viel op dat er als dit over Jezus werk stond: wij geloven dat Jezus Christus tijdens zijn leven op aarde de wil van God bekend maakte en Gods Koninkrijk verkondigde. Toen ik dat las, dacht ik: is dat nou wat wij christenen te zeggen hebben? Ga nu eens terug naar Marcus 12, naar dat gesprek op het tempelplein. Dat Jezus Gods wil bekend maakte kon de Joodse schriftgeleerde accepteren. Daarop probeerde hij Jezus vast te pinnen (Marcus 12:33). Precies dat kan een moslim vandaag accepteren van Jezus; dat Jezus Gods wil bekend maakte. Want dat doen profeten. Zou Jezus dan niet zeggen: je bent niet ver van het Koninkrijk als je zegt dat ik Gods wil bekend maak en het koninkrijk verkondig. Maar zet nog één stap (cf. Marcus 12:34). Dat is de stap waar het hele evangelie van Marcus om gaat. De stap die Johannes expliciet verwoordt: de enige Zoon, die zelf God is… heeft Hem doen kennen (Johannes 1:18).[ii]Jezus maakt niet Gods wil bekend (dat ook). Het evangelie claimt nu juist dat Jezus God bekend maakt (Marcus, Johannes 14:9, Hebreeën 1:1-3). Jezus verkondigde niet alleen Gods Koninkrijk. De spanning in Marcus is steeds dat hij zelf de koning van dat rijk is. Het evangelie zegt dat die Jezus die God en koning is wordt gekruisigd! Als christenen vandaag – in een seculiere en tijd en met een opkomende islam – met enthousiasme een nieuwe kerk openen, is het zaak om allereerst te investeren in de volle scherpte van het evangelie.[iii] Dat is belangrijker dan mooie muziek of aantrekkelijke erediensten. De scherpe belijdenis over Jezus zal ook de rest van je belijden beïnvloeden.
Eigenbelang
Zo. Lekker Vrijgemaakt (old school) hè? Zeggen wat een ander niet goed doet. Ik doe dat zodat we alvast ‘opgewarmd’ zijn. Wij, Vrijgemaakten, hebben namelijk grotere problemen dan de gemeente waar het net over ging. Wij voeren sinds heel wat jaren een discussie over de plek van de vrouw in de kerk. Dat is goed en belangrijk. Maar wie goed luistert, merkt dat daarin iets meekomt dat veel wezenlijker is. Want zowel voorstanders als tegenstanders van de vrouwelijke ambtsdrager beginnen over de leer van God, de Drie-eenheid; daaruit zou blijken dat de vrouwelijke ambtsdrager juist wel of juist niet kan. De een heeft het dan over een soort dans van God waaruit de volstrekte gelijkwaardigheid tussen Vader, Zoon en Geest zou blijken. En, aan de andere kant, woedt er in de Verenigde Staten een discussie over de ondergeschikte positie die God de Zoon van eeuwigheid ten aanzien van God de Vader zou hebben. In Nederland, in onze kerken, speelt deze discussie ook. En via die leer van de Drie-eenheid worden bepaalde lijnen getrokken naar het debat over de positie van mannen en vrouwen in de kerk. Gelukkig heeft, op inhoud en manier van werken, al eens weerlegging plaatsgevonden.[iv] Maar toch komen deze zaken wel terug of spelen ze (blijvend) mee in de discussie.
Hebben we in de gaten wat we aan het doen zijn!? God is God. Dat is de essentie van het gesprek op het tempelplein (Deuteronomium 6, Marcus 12). De essentie van het geloof. Hij is de Enige. Het evangelie is dat Jezus de liefde tot hem ‘gelijk aan’ dat eerste liefdesgebod tot de enige God maakt. Dát is breaking news dat geloof vraagt aan alle mensen; schriftgeleerden, mannen, vrouwen, kinderen, discipelen: iedereen. Op grond daarvan gaat het alleen maar over deze positie: dat wij Gods kinderen zijn en Jezus’ volgelingen.
Het meest wonderlijke van deze situatie is nog wel dat mensen die er aandacht voor vragen dat (oer)oude ketterij in de Godsleer (die in de vroege kerk leefden) opnieuw opkomen in onze kerken geen of weinig gehoor vinden. Hoe kan dat? Vinden wij posities – van vrouwen, in dit geval – soms belangrijker dan de vraag wie God is? Zijn we zelfs bereid om daarvoor God voor onze kar te spannen? Dan lijken we op het volk in het Oude Testament dat op dat punt steeds in de fout ging (Exodus 32, Rechters 17, 1 Samuël 4 e.a.). Dan lijken we op de discipelen van Jezus die aan het kibbelen waren over hun positie terwijl Jezus duidelijk maakte dat hij een koning is die zijn leven geeft als losprijs voor velen (zie preek Marcus 10:45). We vergeten naar de koning te kijken en hem te volgen. Laten we ons tot hem bekeren en zo gesprekken voeren over de kerk, mannen en vrouwen of wat dan ook maar.
Misschien wordt u erdoor overvallen dat deze discussies spelen, ook in onze kerken. Ik denk dat het in ieder geval goed is dat u dit weet. De gemeente van de Heer leeft immers van wie God is. Dit is geen zaak voor ‘geleerden’ (alleen). En verder kan ieder christen bidden. Jezus heeft immers geleerd dat het gelovig gebed door God verhoord zal worden (Marcus 11:13-25). Laten we bidden dat God, zoals Hij zich bekend heeft gemaakt (HC 34 & 35), ook zo vereerd mag blijven worden.
De uitnodiging.
Een derde voorbeeld sluit wat aan bij het vorige. In het boek ‘De uitnodiging’ (ook verfilmd) wordt iemand die door pijn gekweld wordt, uitgenodigd door God. God blijkt in dat boek een zwarte vrouw te zijn, een Arabisch ogende man en een Aziatische vrouw; de drie Personen van de Drie-eenheid. Veel mensen die het boek lazen zijn erdoor getroost omdat het gaat over de grote vraag naar het lijden. En het is helder dat de schrijver poogt om het christelijke geloof te laten zien als troostvol evangelie (wat het is). Maar als je God zo voorstelt en Hem dingen laat doen en/of in de mond legt leidt dat altijd tot grotere ongelukken dat dan het aan goeds oplevert. God is God. God is Een. Wij belijden dat God ‘één God is, een geheel enig en éénvoudig geestelijk wezen. Hij is eeuwig, niet te doorgronden, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig’ (Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 1). Het evangelie van Marcus leert ons dat onze troost is dat die ene God naast ons is komen te staan. Tot aan de dood. Tot in het graf (Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 19!). Onze troost ligt niet in onze poging om ons God te kunnen voorstellen maar dat wij geloven van Jezus te zijn (Catechismus zondag 1).
Opkomende islam.
Bij deze, hierboven genoemde voorbeelden komt nog iets belangrijks. We kunnen het niet afdoen als een intern-christelijk ‘dingetje’. Vergeet niet dat we in Nederland in toenemende mate te maken krijgen met de Islam. De Islam is precies op het punt waar we het vanmorgen over hebben goed te begrijpen. Dit zegt de Koran
‘O lieden van de Schrift
overschrijdt in uw godsdienst
niet de grenzen
en zegt niets anders over God
dan het wezenlijke
…
En zegt niet:
Drie.
Houdt daarmee op
dat is beter voor u.
Immers God is een enig god
(Sura 4:171, vertaling prof. Kramers)
Duidelijk gezegd tegen christenen (‘lieden van de Schrift’ die ‘Drie’ zeggen; de Drie-eenheid). Hoor je hoe dit precies, maar dan ook precies de spanning is van het tempelplein van Marcus 12. God is de enige, zegt de Joodse schriftgeleerde daar met de Tora in zijn handen. God is de enige, zegt de moslim vandaag tegen ons met de Koran in zijn hand. En daar achteraan: zeg geen ‘Drie’.
Voel je nu hoe het evangelie aan alle kanten begint te schitteren? Zeker als je leest dat de Koran zo vervolgt:
vér is het van Zijn lofprijzing
dat Hij kinderen zou hebben
Nú schittert en straalt Marcus 12. Wat een evangelie! ‘Kinderen’ (Koran) is daar niet aan de orde. Maar Jezus is de Zoon van God. Daar draait het steeds om. Wie die ene stap zet – de schriftgeleerde durfde niet en de Koran deinst terug en ontkent – mag zichzelf daardoor, dankzij Gods Zoon (Marcus 12:6) in wie God onze naaste werd (12:31) Gods kind noemen (Catechismus Zondag 13). Zo maakt God zijn belofte aan Abraham waar (Genesis 17, Galaten 3:16).
Juist nu we met een opkomende Islam te maken hebben, gemeente, voelen we hoe uniek God is. De Koran snijdt in deze Sura het hart uit het evangelie. Wat vreselijk. Daaruit blijkt nog maar weer eens hoe groot de stap is waarom Jezus vraagt (Marcus 12:34b)! Het geloof in hem. Tegelijk hebben wij, gemeente, ons extra te realiseren hoe we spreken van God. Laten christenen geen aanleiding geven (zie voorbeelden hierboven) om de moslims te bevestigen in hun idee dat het christelijk geloof verkeerd van God spreekt. Laat steeds het volstrekt unieke van het evangelie staan en horen. Ons verbazen over die ‘ene stap’ die God heeft gezet in Jezus. Hij redde ons zelfs tot in het (zonde)graf. Christenen kunnen nog wel eens volstaan met het zeggen dat moslims een valse religie aanhangen. Maar Jezus volgend hebben we moslims in de naam van het evangelie uit te nodigen: zet die ene stap! Geloof in Jezus, Gods zoon.
Het christelijke sjema.
We zijn er nu bijna gemeente. Wie is God? Over die vraag spreekt het evangelie. De schriftgeleerde en ‘rabbi’ Jezus spreken dan over het sjema; de belijdenis van de Joden over de liefde tot de Enige, God die God is. En Jezus identificeert zichzelf met Hem. Breaking news.
Vaak wordt gezegd dat Jezus (en de Geest) in de 4de eeuw door de kerk tot God is verheven is (Nicea). Maar dat is niet waar. Marcus, het oudste/eerste evangelie vertelt wie Jezus is. Onder andere in hoofdstuk 12. Gelovige Joden verbinden ‘de naam’ (Jahwe) aan die van Jezus; dat is de enige redding (Handelingen 4:12).[v] Pas toen er in de kerk zelf verkeerd gesproken werd over God heeft de kerk, geleid door de Geest, de grote belijdenissen gemaakt en de schatten daarvoor uit het evangelie gehaald.
Wie de Bijbel goed leest, komt het sjema opnieuw tegen. Maar dan wel anders. Zie 1 Korintiërs 8:6. De in de Schriften doorknede Paulus heeft duidelijk de Joodse geloofsbelijdenis in z’n hart als hij dit zegt:
Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft: één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, één Heer (nl. Jezus), één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is
(Efeze 4:3-6).[vi]
Steeds één. Want God is de Enige (Deuteronomium 6). Hoe kan een gelovige Jood het anders zeggen? En volop trinitarisch: Vader, Zoon en heilige Geest. Hoe kan het na Goede Vrijdag, Pasen en Pinksteren anders gezegd worden? Marcus 12 wordt verwerkt, wordt aanvaard en ons allen voorgehouden. De stap waar Jezus om vroeg is gezet! En dan doen wij steeds als wij ons geloof belijden, God aanbidden (in liederen) en Jezus volgen en ons laten leiden door de Geest.
Gemeente: laten we dankbaar zijn als mensen ons de vraag stellen hoe het zit met God die Een is en zich toch bekend maakt als Vader, Zoon en Geest. Is dat niet een kado dat God aan ons geeft? Want zo komen we bij de kern van de zaak. De grootste fout van een christen is dat je vervolgens zo op de vraag ingaat dat je God probeert uit te leggen. God ‘zit’ niet zus en zo ‘in elkaar’. God is wie Hij is. Open je Bijbel en wijs op Jezus. En laat het vooral ook zien. Naarmate we missionair zijn – op je werk of in een Alphacursus of in gesprek met moslims – des te meer spreek je over de vraag wie God is. Dat gaat dan vanzelf. En niet alleen buiten de kerk. Ouderlingen en diakenen gaan ons voor. De Heer geeft hen aan ons. Zij krijgen de opdracht om dit mysterie van het geloof te bewaren (bevestigingsformulier, zie 1 Timoteüs 3:16). Zo bewaren zij ons, de gemeente, bij de identiteit van God. Laat ons hart vol zijn van dat mysterie en laten onze monden en handen daar uiting aan geven. Zet steeds weer de stap. Die ene stap waarom Jezus vroeg.
Geloof in de Zoon.
Geloof in Jezus Christus.
—–
Deze preek hoort bij een serie preken over Marcus (2017/2018). Zie ook Obstakels om in God te geloven? Een korte verkenning van de 3 belangrijkste vragen en Hulde aan de priester-koning. Preek Psalm 110.
Om verder mee te gaan:
- Deze preek werkte ik uit tot een artikel (Reformatorisch Dagblad, 9 februari).
- Onderhuids veranderend spreken over God: welke God is terug? (Nederlands Dagblad, januari 2014).
- In de kern van de zaak blijkt het steeds te gaan over de eerste twee geboden, zie een artikel naar aanleiding van de film The life of Pi (Nederlands Dagblad, januari 2013).
- Vier het grote mysterie van het geloof met ons mee! Over Goede Vrijdag en de Islam (Nederlands Dagblad, maart 2013).
Voorbeeldliturgie
Welkom
Votum
Groet
LB 405: 1,2 en 4
GK 176b wij kiezen voor de vrijheid
Kinderen naar voren (Marcus 3:1-6 Jezus geneest een verschrompelde hand)
Zit je in het donker (op toonhoogte 465)
Kinderen naar kring
Marcus 12:28-40
Verkondiging: God is Een en Zijn Zoon Jezus is onze naaste geworden
1 De veelzeggende vraag van buitenstaanders
2 God is de Enige! Amen. Maar wie is Jezus dan!?
– Ook hier gaat het om de identiteit van Jezus.
– Strikvraag: niemand anders dan God is God. Toch, Jezus!?
– Nog één stap. Maar wat voor een.
– Jezus duidt het verzet vanuit (het werk van) de heilige Geest.
3 Het grote mysterie van het geloof
– Terug naar het tempelplein.
– Het christelijke sjema.
GK 109: 2, 3 en 4
Bevestiging ouderling broeder ….
GK 22:1 en 4
Dankgebed en voorbede
Kinderen komen terug (en vertellen)
Collecte
GK 165
zegen
[i] Zie een recente preek waar precies dit aan de orde kwam inzake de betekenis van de sabbat/zondag.
[ii] Meestal wordt het juist Johannesevangelie onder vuur genomen, o.a. vanwege de heel andere stijl dan de andere evangelisten. Des te opvallender is dat regisseur Paul Verhoeven dat evangelie kiest als uitgangspunt voor zijn beeldvorming over Jezus. Zie daarvoor de preek over de zogenaamde tempelreiniging van Jezus (Marcus 11:17). Blijkbaar heeft hij dat toch wel opvallende uitgangspunt nodig voor zijn constructie van Jezus. Het is dan ook eerlijk van Verhoeven als hij in een interview (NRC Handelsblad, 22 december 2017) zijn bedoeling aangeeft dat hij christenen wil confronteren met wat in zijn ogen een verkeerd beeld van Jezus is. Verhoeven is a man with a mission; welkom in die club, Verhoeven: nu alleen nog even de spelregels afspreken, als je serieus genomen wilt worden.
[iii] De Catechismus spreekt niet van het bekend maken van Gods wil maar zegt dat Jezus als door God aangestelde allerhoogste Profeet en Leraar ‘ons de verborgen raad en wil van God over onze verlossing volkomen geopenbaard heeft’ (Zondag 12). Dat gebeurt nadat in Zondag 11 Jezus als verlosser van de zonden en enige redder is beleden en na de leer van de Drie-eenheid in Zondag 8. De genoemde ‘Geloofsbasis’ kan de helderheid winnen die ze volgens mij wel zoekt als ze bij artikel 2 (Jezus Christus zijn persoon) spreekt in de lijn van Johannes 1 (‘Gód was het Woord’ 1:1c, ‘Het Woord is mens geworden’ 1:14; zie prekenserie daarover) en Nicea (‘God uit God… Ter wille van ons mensen en van ons behoud is Hij neergedaald uit de hemel en vlees geworden door de Heilige Geest uit de maagd Maria en is een mens geworden’): de menswording van Gods zoon. Want nu werkt in de ‘Geloofsbasis’ de genoemde onscherpte over Jezus door. Er staat bijvoorbeeld dat ‘zijn (Jezus Christus, jmh) opstanding het bewijs is van deze verzoening’ (aan het kruis). Paulus zegt juist dat de opstanding laat zien (’bewijst’ zoals de ‘Geloofsbasis’ zegt) dat Jezus Gods zoon is (Romeinen 1:4). Daarom zegt Paulus ook dat God ons door Christus met zich verzoend heeft; God heeft hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij rechtvaardig voor God konden worden (2 Korintiërs 5:18 en 21).
[iv] Dominee Henk Folkers bespreekt het onBijbelse en ongereformeerde karakter van de leer van de eeuwige onderwerping van God de Zoon aan God de Vader. Prof. Ad de Bruijne heeft eens het volgende gezegd over de manier waarop voorstanders van vrouwelijke ambtsdragers het beeld van God zijn (als man en vrouw) verbinden aan de Drie-eenheid: ‘Ik vind het allemaal drogredeneringen tegen beter weten in. Het is speculatief om de verhoudingen binnen de Drie-eenheid op deze wijze door te berekenen en bovendien staat de Zoon op een bepaalde manier wel degelijk onder de Vader.’
[v] Zie ook De Heer der heerlijkheid gekruisigd (inleiding voor de studenten van Delft, van de VGSD).
[vi] Zie een overdenking over deze tekst (gehouden bij avondmaalsviering).