Tweede preek over het roepingsvisioen van Ezechiël. We lezen niet alleen Ezechiël 1 maar tot en met 3:15: de opdracht aan Ezechiël en zijn reactie. Nogmaals stilstaan bij hoofdstuk 1 is niet overdreven. Het is eerder beperkt om er maar twee keer bij stil te staan. Voorbeeldliturgie: zie onderaan.
Gemeente van de Heer Jezus
1 Ezechiël 1 blijft tot de verbeelding spreken.
Vorige week hebben we geluisterd naar Gods indrukwekkende verschijning in het visioen dat Ezechiël ziet. Gods heerlijkheid in iemand die eruit ziet als een mens – dat ziet Ezechiël in het visioen. De uistraling van God. Machtige, in die tijd bekende wezens (Cherubs) dragen de ontzagwekkende kristalkoepel met daarop Gods troon. Het Nieuwe Testament zegt: Gods heerlijkheid zien we in Jezus. Geloof in de Heer der heerlijkheid die voor ons werd gekruisigd (1 Korintiërs 2:9).
Vandaag luisteren we nog een keer naar het begin van Ezechiël. Het is belangrijk om goed zicht te hebben op de opening van dit boek. Dat hoofdstuk vormt als het ware het licht dat schijnt op de rest van het boek; alle hoofdstukken over het oordeel over Gods volk (3-24) en andere (heidense) volken (25-32) én het troost- en hoopgevende slot (34-48).[i]
Gods woord inspireert.
Eerst nog even terug naar vorige week. Wat me opviel in diverse reacties: dit hoofdstuk spreekt tot de verbeelding. Iemand herinnerde zich bijvoorbeeld ineens een kunstwerk over Ezechiël 1. Een ander zei: ik wil kijken of ik een 3d-print kan maken naar aanleiding van dit hoofdstuk. Mooie reacties! Er staat dat het ‘woord van de HEER krachtig naar Ezechiël kwam’ (1:3, Statenvertaling). Het woord van God. Dan denken wij, Protestanten, al snel aan de Bijbel. Daar kun je in lezen. Ontdekken wat goed is en waar. Je kunt het vastpakken, meenemen en in je fietstas stoppen. Maar het woord van God raakt heel ons mens-zijn. Hebben wij dat misschien een beetje vergeten? Ezechiël slaat plat voorover vanwege het woord dat in het visioen komt. Het woord wekt eerbied. Onze verbeelding in kunst en gedicht. Ons lied in muziek en onze aanbidding (in de hemel is de Heer). Je gedrag. Want het woord van God betreft niet allereerst letters of een boek. Het woord van God is hij die God is en mens werd; ons in alles gelijk (Johannes 1). Onze bestemming is om deel uit te maken van zijn uistraling (1 Korintiërs 2:7, 2 Petrus 1:4).
… ook in onze tijd ‘zonder God’.
Ik wil op dit punt vanmorgen een extra stap zetten. Onze tijd en cultuur heeft (‘de christelijke’) God afgeschaft. Maar toch. Heel wat mensen doen wel iets aan of met religie. Denk bijvoorbeeld aan popidool Madonna.[ii] Het is bekend dat zij zich een tijdlang heeft verdiept in de Kabbala, een Joodse vorm van mystiek. In die mystiek speelt een deel van het visioen van Ezechiël 1 een rol. Dat betreft de Merkava, de goddelijke wagen in Ezechiël 1 (je vindt Merkava terug in allerlei hedendaagse spirituele oefeningen om tot jezelf te komen). Moet je vanuit dit perspectief eens luisteren naar een lied van Madonna:
Life is a mystery
Everyone must stand alone
I hear you call my name
And it feels like home
Like a prayer (titel). Een gebed. Tot wie/wat?
Je staat alleen. Zoals Ezechiël alleen stond (preek vorige week).
Je hoort een stem. Zoals Ezechiël een stem hoorde. Een stem van wat/wie?
Je wordt geroepen. Zoals Ezechiël werd geroepen
en dan ben je thuis. Zoals Ezechiël een nieuwe tempel zag; een thuis.
In onze cultuur gaat dit om persoonlijke (mystieke) ervaringen waarin we iets van het goddelijke en/of onze eigen menselijke bestemming voelen. We willen ons niet binden aan een vorm zoals het christelijk geloof of een kerk o.i.d.. Dat vinden we te beperkt. De Bijbel zegt: God is er. Hij is de levende God. Alles maakte Hij; Hij kent allen en alles. En ja: Hij riep Ezechiël. Hij roept jou. Hij wil je dat Jezus leert kennen. Dat je je tot hem bekeert (Ezechiël 18:23b). Hij geeft je een thuis in de gemeente van zijn zoon.
Hoezeer een cultuur zich ook van God afkeert; altijd zullen er (verre) echo’s van God blijven klinken. God roept. God is trouw. Wij kennen Hem in Jezus. Dat is het werkelijk indrukwekkende nieuws van Ezechiël 1.
2. Ezechiël de priester-profeet.
Een paar schijnbaar kleine details werpen een bijzonder licht op het boek Ezechiël. Het is soms met voorzichtigheid spreken omdat we niet alles weten. Maar er zijn aanwijzingen. De een duidelijker dan de ander.
Er staan opvallende dingen in hoofdstuk 1. Zeker als je die met elkaar in verband brengt:
- Het 30ste jaar (1:1). De meesten nemen aan dat hier bedoeld wordt: toen Ezechiël 30 jaar oud was. Dan zou hij rond 623/622 AN zijn geboren.
- Het (5de) jaar van Jojachins ballingschap (1:2). Door heel het boek heen blijft dit jaartal, 598/597 AN, het referentiepunt. Het jaar dat de koning in ballingschap. Het vijfde jaar vanaf dat jaar is dan 593 AN. Dan wordt Ezechiël geroepen. Gods volk bleef deze koning Jojachin beschouwen als hun eigenlijke koning. Nebukadnessar – de opkomende ster van die tijd – nam Jojachin, met een deel van de bevolking waaronder Ezechiël, mee naar Babel. In plaats van Jojachin kwam slechts een stroman. Jojachin en zijn ballingschap blijft het referentiepunt. Daarin klinkt ook hoop. Davids nakomeling/troon had immers perspectief (2 Samuël 7). Zo ongeveer in de tijd dat Ezechiël wordt geroepen bezoekt koning Sedekia Babel (Jeremia 51:59). Dat gezelschap had een profetenboek mee van Jeremia. Dat boek moest voorgelezen worden. De verwoesting van Babel werd daarin voorzegt (Jeremia 51)! (Een sprankje) hoop voor de gelovigen in ballingschap. Wat gaat God allemaal doen/geven? Gaat God nog meer spreken? Ja: door Ezechiël. Maar het wordt niet de boodschap waarop de gelovigen hoopten. Integendeel.
- Ezechiëls vader, Buzi, is priester (1:3). Mogelijk zelfs uit een belangrijke familie. Ezechiël zou daarom op een dag ook priester zijn. Op z’n 30ste zou hij mogen dienen in de tempel. Twintig jaar lang. De opleiding doorliep hij. Maar het loopt anders. Hij gaat als balling naar Babel. Oneindig ver verwijderd van de tempel. En daar zál Ezechiël dienen. Inderdaad zo’n ruime twintig jaar (Ezechiël 29:17). Maar op een ongedachte manier; als priester-profeet. Een die zich om te beginnen moet richten tégen de tempel.
Als het zo is, ontstaat dit beeld. Ezechiël wordt geboren in de tijd dat Josia koning is (640-609 AN). Josia is een verademing voor de gelovige Israëlieten. Steeds staat er in de boeken (Koningen, Kronieken) dat de koningen dat doen wat slecht is in Gods ogen. Voor Josia geldt iets anders. Josia is een hervormer (2 Koningen 22-23). Hij doet wat God goed vindt. In zijn tijd wordt de wetstekst gevonden en weer gelezen. Josia gaat het gevecht aan tegen de afgodendienst. Het werd een tijd van hoop. Herstel… en dan? De messias!? (Priester)meneer en mevrouw Buzi zijn maar wat blij met Josia. Ze maken de omwenteling ten goede van dichtbij mee. Meneer Buzi gaat weer fluitend naar z’n werk in de tempel. Ze krijgen in die tijd een zoon. ‘Dat God sterk mag maken’ (Ezechiël) noemen ze hem. Een schitterende naam. Zeker in die tijd: doorgaan met hervormingen! Met volle kracht. In Góds kracht.
Maar… Je kunt afgodsbeelden omhakken. Teksten uit de Bijbel voorlezen. Elke week vroom naar de kerk gaan. Elke dag bidden. Keurig op tijd je VVB betalen. Lid zijn van de kerk. Maar hoe zit het met je hart?[iii] Groeit daar de vrucht van Gods Geest (Galaten 5:13-27)? Ben je toegewijd aan God (Psalm 50)? Heb je de ander echt lief?
Jeremia en Ezechiël.
De ogen die Ezechiël overal op de Cherubs en op de wielen onder Gods troon ziet (Ezechiël 1 en 10) staan symbolisch voor het zien van God. God kent alle mensen en alle harten. En God ziet het hart van zijn volk. In koning Josia’s tijd stuurt God daarom de profeet Jeremia (627 AN geroepen. Hij was net als Ezechiël een priester). Jeremia moet zeggen dat als de hervorming niet radicaler en duurzamer zouden plaatsvinden dat dan Jeruzalem en de tempel zullen worden verwoest, in vuur (! Jeremia 7).[iv] Maar Jeremia vindt geen gehoor (Jeremia 26 e.a.). De tempel is heilig; daar mag je niet aanzitten. Jeruzalem is the centre of the universe (Ezechiël 28:12): daar kan niets mee gebeuren. De profeet Jeremia is een rechtstreekse bedreiging voor de priesters en voor de koning. Het dieptepunt is dat de opgeschreven aanklacht van Jeremia over de zonden van Gods volk wordt voorgelezen in het paleis van koning maar – omdat men de inhoud niet blieft – wordt afgepakt en in het vuur verbrand (Jeremia 36). Dat moet veel indruk hebben gemaakt. Ezechiël, toen ongeveer 17 jaar oud, heeft er vast van gehoord. Wat betekent dit voor zijn toekomstige werk als priester? Welke kant moet hij kiezen? Maar voordat Ezechiël als priester in dienst treedt wordt hij meegenomen naar Babel. Alle plezier is weg uit het leven van de ballingen. Ze treuren en rouwen (Psalm 137). Ze zijn vast ook kwaad en teleurgesteld. Waarom doet God dit? Wij zijn toch zijn volk?

Ezechiël en Jeremia in de Basilica Notre-Dame van Montreal (fot unsplash)
Tot die 31ste juli 593 AN (Ezechiël 1:1-3). Dan komt Ezechiël in Gods dienst. Maar allereerst als profeet. Hij zet, om het zo te zeggen, het werk van Jeremia voort. Maar dan in Babel. De priester die in de leeftijd komt om te dienen in de tempel wordt een profeet die de ondergang van de tempel moet aanzeggen. Wat een ramp. Er staat dat Ezechiël een week lang verdoofd is nadat God aan hem verschijnt (3:15). Dat zal niet alleen geweest zijn vanwege de indrukwekkende verschijning van God in vuur. Maar ook omdat hij iets moet gaan doen waar hij – als hij daar alleen maar aan denkt – ziek van wordt. Hij moet tegen zijn collega’s (priesters), zijn eigen familie (priesters) en zijn volksgenoten gaan profeteren. Hoop die ontstond (Josia) en werd aangewakkerd (komst Sedekia in Babel) moet hij torpederen. Het meest heilige (tempel/Jeruzalem) moet hij definitief de wacht gaan aanzeggen.
Stel je dat eens voor. Stel je voor dat
- een geboren Amsterdammer elke dag op de Dam staat en zegt: Feyenoord wordt kampioen.
- een toegewijd moslim tijdens de Hadj steeds roept dat de Kaäba vernield gaat worden.
- je predikant elke week een preek houdt waarin gezegd wordt dat de kerk geen toekomst heeft.
- je docent elke les vult met te zeggen waarom jij zeker niet zult overgaan.
Doodziek is Ezechiël ervan. Ja. En zo staat hij precies symbool voor Gods volk. Dat volk is ziek. Door hun zonden en wonden. Josia’s hervorming konden niet redden en genezen. Gód moet dat gaan doen (Ezechiël 34-48). Er komt een herder die recht zal doen en zal genezen (Ezechiël 34). De tempel heeft geen cosmetische vernieuwing nodig en wat likjes verf. Er komt een heel nieuwe, alle toen bekende maten en getallen te bovengaande tempel (Ezechiël 40-48). Door de Geest die Heer is en levend maakt (Ezechiël 37, Nicea). In Jezus die de eerstgeborene van alle doden is en ons tot een koninkrijk van priesters maakt (Ezechiël 37, Openbaring 1:5).
Zo valt er veel op z’n plek. ‘Mag God je sterk maken’ betekent Ezechiëls naam. Dat is precies wat God gaat doen (Ezechiël 2 en 3:9). Zij het anders dan Ezechiëls ouders hadden gedacht. God gaat hem door zijn Geest zoveel kracht geven dat hij deze moeilijke Godswoorden kan gaan uitspreken. Het onzegbare gaan zeggen. Het meest onwenselijke gaat aankondigen. Tot in detail laten zien hoe het zit met alle zonden en wonden (4-24). Met nog meer kracht dan Jeremia al had moet Ezechiël vervuld gaan worden. De boekrol van Jeremia met de zonden van het volk; de boekrol die in het vuur werd gegooid (Jeremia 36) – die haalt God in Ezechiël als het ware weer tevoorschijn. Alle tekorten worden genoemd: in your face (Ezechiël 4-24). God laat zich echt de mond niet snoeren.
Gods naam is in het geding.
Het gaat hard tegen hard. God verwijt zijn volk hard en onbuigzaam te zijn (3:7).[v] Dat zie je goed als je Ezechiëls tijd bekijkt (Jeremia, Josia: zie boven). God maakt zijn profeet daarom zo hard als staal en steen (3:9). De – zeker in onze ogen – onvoorstelbaar uitgebreide (4-24), harde (6 e.a.), plastische (4 en 16 e.a.) en over de schreef van het fatsoen gaande profetieën (16 e.a.) zijn zo te zien. God treft in deze profetieën zijn volk op zo’n manier dat hun bloed moet zijn gaan koken. Überwoest moeten ze er van zijn geweest. Dat zeg je toch niet! Dat doe je toch niet! Al helemaal niet tegen je eigen volk. Maar God doet het wel. Geen profeet komt hierin ook maar in de buurt van Ezechiël. En zo laat God voelen. Wie niet horen wil moet maar voelen. Zo dringt God door tot hun koude en harde harten. God zegt daarmee: ben je kwaad; voel je je beledigd? En dan? Wat denk je wat Ik vind van jullie eeuwenlange afgodendienst en al die sociale misstanden?
Een refrein in Ezechiël is dat het gaat om Gods eer. Om zijn naam. Dat men beseft dat Hij God is (6:13 en vele andere keren). God en zijn naam worden in het gedrag van Gods volk te schande gemaakt. Ook bij de andere volken (vandaar dat zij ook nog in beeld komen in 25-32). Daarom leert Jezus ons ook als eerste bidden:
Onze Vader in de hemel
uw naam worde geheiligd
(Matteus 6:9)
Dat staat voorop. Ezechiël laat dat heel scherp voelen. Ezechiël mag en gaat meekijken met Gods manier van zien. De dingen zien vanuit het perspectief van Gods majesteit. De tijd van onderhandelen, wel/niet reageren is voorbij. Vandaar dat indrukwekkende roepingsvisoen. Zo is God – ontdekt Ezechiël. Gods naam gaat boven zijn tempel. Is wezenlijker dan een stad (Jeruzalem). Wat is het erg als een gelovige door z’n gedrag, woorden of daden een verkeerd beeld van God neerzet. En wat voor een goede reclame maak jij voor Gods koninkrijk als je eerlijk en toegewijd leeft als je op school zit, werkt en sport.
Ezechiël blijft ook priester.
Ondertussen blijft Ezechiël ook priester. Dat wordt door zijn profetenrol niet uitgegumd. Priesters moesten nauwkeurig zijn in het vaststellen van data (feestdagen) en de uitleg van Gods wet. Zo legt Ezechiël heel gedateerd alles vast, ook in tijdstippen, wat God zegt en doet. Duidelijk moet worden dat wat er gebeurt in oordeel (val Jeruzalem) en belofte (tempel) Gods oordeel en Gods belofte is. Niet een toevallige gebeurtenis.
En Ezechiël laat als priester steeds zien dat Gods wet niet wat regels/regeltjes zijn maar dat ze leven geven (onderscheid rein – onrein). Overtreding daarvan leidt tot de dood. Daarom kon het boek Ezechiël voor ons, hedendaagse christenen nog wel eens relevant blijken te zijn. Wij hebben vandaag niet zoveel op met ethiek. We zijn toch vrij (in Christus)? Zeker in de GKv waarin het altijd om de regeltjes ging. Ezechiël laat ons daar niet mee wegkomen. Hoe is je leven: in je relatie die je hebt, in je huwelijk(strouw), in de inzet van je gaven en tijd; in de kerk en daarbuiten? God is God over en in heel je leven.
3 What if… God was one of us?
Gemeente; moeten we de moed verliezen als we naar Ezechiël luisteren? Nee. Het is zaak om het perspectief heel goed in de gaten blijven houden (zie boven). En daarbij het volgende niet te vergeten. De reformator Luther heeft eens gezegd: oordelen/straffen is niet datgene wat God graag doet. Het is Gods ‘vreemde’ (niet-eigenlijke) werk. Wat God graag doet – wat echt/wezenlijk bij Hem hoort – dat is barmhartig zijn en goed (Psalm 103, Exodus 34:6 en 7). Dat ‘echte’ werk van God knalt er dan ook uit: bekeer je en leef (Ezechiël 18:23b). Tegelijk is er in de tijd van Ezechiël (zie boven) concrete aanleiding voor God om dat ‘vreemde’ werk van oordeel en straf uit te gaan voeren. En dat gebeurt in Ezechiël in grote mate. Want God is God. Hij is trouw. Allereerst aan zichzelf. Ook in oordeel (Deuteronomium 32). God kan zichzelf niet verloochenen (2 Timoteüs 2:13). Straks komt dit alles samen in een lied:
maakt korte tijd zijn toorn u bang;
zijn liefde duurt uw leven lang
(Psalm 30).
En zo is het. Zo is God. Is er een weidser en eindelozer perspectief dan het perspectief dat Ezechiël heeft geschouwd in de opstanding van de doden en het fantastische leven waarvan God het middelpunt is (37-48)? Dat perspectief is er omdat God ook trouw is in zijn oordeel naar zijn eigen volk (4-24) en de andere volken (25-32).
En zo kijken we nog een keer naar het indrukwekkende roepingsvisoen van Ezechiël. Gods heerlijkheid is groot. Ezechiël gaat plat op de grond. Daarom zegt God ook voortdurend tegen Ezechiël: mensenkind (2:1, 3:1 etc.). Wij zijn maar mensen. Hij is God. Ja. En daarom kan God wel blijven oordelen. Want God is God en mensen zijn en blijven mensen. De kerk kan er flink naast zitten. En christenen – laten we eerlijk zijn – rommelen vaak maar wat aan.
De grootste troost ligt dan ook in wat Ezechiel ziet in dit visioen. What if… God was one of us (Osborne)? Hoe zou het dan gaan? Zou het dan wél anders gaan? Op dit punt stamelt de steeds zo trefzekere Ezechiël. Op die ijskristallen hemelkoepel, gedragen door de kracht en pracht van Gods schepping (zie vorige preek), ziet Ezechiël iemand die eruit ziet als een mens. Opvallend. Toen Mozes Gods heerlijkheid zag (Exodus 24 en 34) zag hij ook die hemelkleuren en ijskristal. Maar hier is het alsof God dichterbij komt. Dichter bij ons. Alsof God laat voelen: ook een profetenoordeel (hoe hard ook) en toekomstperspectief (hoe schitterend ook) is het niet. Alsof God laat zien dat Hij er zelf aankomt; naar ons toe. One of us. Daniël – tijdgenoot van Ezechiël – ziet nog meer/anders: iemand die eruit zag als een mens (7:13).[vi] Dan komt het goed.
Zo luisteren we naar Ezechiël. Gods woord komt met kracht op hem af (1:3). En zomaar houden wij afstand. Absurd dat God zijn eigen volk zo de wacht aanzegt. Vreselijk: al die hoofdstukken oordeel. Opstanding uit de doden (37); kan dat echt? En die nieuwe tempel (40-48): mooi hoor; maar #hoedan? En zo vinden wij Ezechiël maar een moeilijk boek. Maar luister. Het evangelie zegt wat Ezechiël al een klein beetje ziet in hem die eruit ziet als een mens:
God werd mens.
De koning werd slaaf.
De straf ons aangezegd kwam op hem.
Omdat hij werd geslagen zijn wij bevrijd.
De Heer der heerlijkheid werd gekruisigd.
Het graf moest hem laten gaan.
Een nieuwe dag is begonnen.
Het evangelie is onstuitbaar.
Jezus wint.
Zo is God met ons. Zo is het oordeel uitgesproken en duurt zijn liefde meer dan ons leven lang.
Zie KNOWN. Introductie preken over Ezechiël.
[i] Zo is het ook bij de Psalmen. Psalm 1 maar ook Psalm 2 vormen een inleiding op het geheel van het Psalmenboek. Zie Guided tour door het koninkrijk (preek Psalm 1) en The return of the king (preek Psalm 2).
[ii] Van de bestseller Hariri is bekend dat hij elke dag twee uur mediteert. NRC Handelsblad noemde hem laatst, in de recensie van zijn boek 21 lessen voor de 21ste eeuw, een goeroe (31 augustus 2018). Areligieus is onze tijd bepaald niet. Integendeel. Zie een themadienst daarover: De afgoden van onze tijd.
[iii] In de (sterke) TV/CD-serie The Bible spreekt Mozes eens over ‘de woestijn van je hart’. Het volk is op dat moment in de woestijn. Door een afgodsbeeld te maken wekken ze Gods en Mozes’ woede op de hals. Mozes gooit dan de twee stenen tafelen kapot; de bevrijdende Godswoorden hadden hen uit de werkelijke woestijn (afgoderij) kunnen voeren. In Ezechiël zegt God dat de afgoderij al in zijn volk zat toen het nog in Egypte woonde.
[iv] Gods tempel wordt in dat hoofdstuk een rovershol genoemd (Jeremia 7:11). In het verband van Jeremia 7 en Ezechiël (die de verwoesting tempel en een nieuwe tempel profeteert) is te denken aan het volgende. Jezus duidt de tempel ook aan als een rovershol (bij de zogenaamde tempelreiniging). Zie Marcus 11:12-25 en een preek daarover. De oplopende spanning tussen Jezus en de leiders van het volk/de tempel leidt, via parabelen en strikvragen, tot de aanzegging van de verwoesting van de tempel in Marcus 13 en het aanzeggen van een komende, nieuwe werkelijkheid. Zie een preek over Marcus 13. Zie hier voor de inleiding op die serie preken.
[v] Precies dit (woord) komt terug in het Nieuwe Testament als Jezus zegt dat God bepaalde regels gaf met het oog op de hardheid van hart van zijn volk (Matteüs 19/Marcus 10). Zie mijn blogpost over het belang van een goede vertaling van het (Griekse) woord sklêrokardia. Jezus besnijdt het harde hart en is zo de vervulling van de Schriften.
[vi] Hierop spitst het evangelie zich toe: wie is Jezus? Zijn veroordeling staat vast als hij zich identificeert met de figuur uit Daniel 7. Zie een preek hierover De aangifte van Jezus van N.
Voorbeeldliturgie
Welkom
Votum
Groet
LB 405: 1a, 2v, 3m en 4a
10 woorden
GK 156:1a,2v, 3m en 4a
Gebed
Kinderen naar voren. Daniel 3:31-4:34
Op toonhoogte 530 Je hoeft niet bang te zijn
Ezechiël 1 (tot en met ‘wierp ik me voorover op de grond’)
In de hemel is de Heer https://www.nieuwlied.nl/liederen/lofprijs/16-lofprijs/280-in-de-hemel-is-de-heer (lied Openbaring 4, gerelateerd aan Ezechiël 1).
Ezechiël 1:28c (‘Ik hoorde een stem’) tm 3:15
Verkondiging Hoe indrukwekkend is God. Preek 2 roepingsvisoen Ezechiël
Psalm 30:1, 3 en 7
Dankgebed en voorbede afgesloten met
Onze Vader (GK 181d)
Kinderen komen terug
Collecte
Meer dan rijkdom, opw.544 https://www.songteksten.nl/songteksten/82873/opwekking/meer-dan-rijkdom.htm
Zegen