Preek over Marcus 13; profetie over de verwoesting van de tempel (70 PN). Tegelijk een profetie die verder ziet, een van apocalyptische aard. Voorbeeldliturgie hieronder.
1 Meer dan schokkend nieuws.
Soms gebeurt er iets dat je hele leven op de kop zet. Je relatie gaat uit of iemand van wie je houdt wordt ziek. Je verliest out of the blue je baan. Schokkend. Wat overkomt me, denk je dan. Wat nu?
Jezus vertelt in Marcus 13 iets dat voor zijn volgelingen buitengewoon schokkend moet hebben geklonken. Jezus zegt dat de tempel verwoest gaat worden. Dat er geen steen op de andere steen zou blijven staan. Onvoorstelbaar! Dat kán niet waar wezen. De tempel was hét symbool van Gods woning onder zijn volk.[i] Zoiets zou God nooit, maar dan ook nooit, laten gebeuren. En juist als Jezus de Messias was – wat Jezus’ volgelingen begonnen te geloven – zou hij daar zijn glorieuze intrede moeten doen (Marcus 11:1-11), zo was de overtuiging onder de Joodse gelovigen.
Wat een enorme stenen en wat een imposant gebouw, Jezus; kijk toch eens hadden Jezus’ discipelen net nog tegen Jezus gezegd. Zo zien zij het. En als gelovigen kunnen ze het niet anders zien.
Maar Jezus profeteert het anders. En daarmee gooit hij het (gelovige) wereldbeeld van zijn volgelingen aan gruzelementen. In Marcus 13 stort de tempel niet in elkaar. Nog niet. Dat komt in 70 PN, als de Romeinen Jeruzalem innemen en de tempel verwoesten. In dit hoofdstuk stort het toekomstperspectief van Jezus’ volgelingen in elkaar. Zij dachten koning te worden met Jezus (Marcus 10:37). En dat zullen ze! Maar de manier waarop is radicaal anders dan zij dachten.
Voor ons is het al indrukwekkend om Marcus 13 te lezen. Toch? Je voelt hoe ingrijpend dit is. Maar voor wie er live bij was, moet het onverteerbaar zijn geweest. Waar heeft Jezus het over? Wat gaat er gebeuren? Hoe past dit, in ’s hemelsnaam, bij alles wat God ooit heeft gezegd en beloofd (in het Oude Testament)?
We luisteren vanmorgen, gemeente, verder naar Marcus. Het wordt hoe langer hoe adembenemender. De vorige keer ging het over de twintig cent van de arme weduwe (Marcus 12:41-44). Die was volgens Jezus meer waard dan alle schatten in de schatkist van de tempel. Impliciet, verborgen had Jezus daarmee gezegd dat de tempel failliet was. Marcus 13 onderstreept dat. Maar Marcus 13 is niet een stapje verder. Jezus maakt in een keer een reuzensprong. Over de puinhopen heen van de tempel (die toen nog fier overeind stond) spreekt hij van zijn majesteitelijke verschijning met het oog op een nieuwe wereldorde (13:26 en 27).
Je zou erbij hebben gestaan, daar op die Olijfberg, toen Jezus dit vertelde! Maar laten we zo niet denken, gemeente. Niet alleen zo. Want Jezus betrekt ons erbij. Hij spreekt alsof hij ons daar al ziet, bemoedigt en op de juiste koers houdt met het oog op zijn dag. En geen wonder. Want hij is ‘de zoon’ (Marcus 12:6). Hij is ‘de naaste’ die je moet liefhebben als de enige God zelf (12:31). Jezus is de schat die ook in Marcus 13 verstopt zit.
2 Zo’n complex geheel; wie overziet dat?
Er zitten in Marcus 13 veel verschillende lagen en perspectieven. En veel details en Schriftverwijzingen (m.n. Daniël). De eerste paar verzen (1 en 2) vinden plaats rondom de tempel zelf. Steeds was Jezus daar. Jezus’ leerlingen wijzen hem op de schitterende tempel. Die tempel was niet alleen symbool van Gods aanwezigheid. Het was ook nog eens wereldwonder; een attractie waar zelfs buitenlandse gasten op af kwamen.
De tempel verwoest!? Wat be-teken-t dat?
Dat Jezus’ volgelingen hem nadrukkelijk wijzen op die tempel, laat zien dat er iets aan de hand is. Er treedt spanning op. De discipelen voelen aan dat Jezus het heeft over het failliet van de tempel (12:41-44). Ze merken dat er heftige woordenwisselingen plaatsvinden tussen de religieuze leiders en Jezus (12:13-40). Hun opmerking om toch naar de tempel te kijken heeft wel wat weg van een grapje dat mensen soms maken om de spanning te verbreken. Even lachen. En dan hopen dat we ‘gewoon’ verder kunnen. Maar onderhuids broeit het. Zo is het hier. O.k.; als die religieuze leiders het laten afweten, dan kunnen er andere leiders komen (12:9). Dat is nogal wat. Maar het kan. Maar de tempel! De tempel is de tempel. Het kan toch niet zo wezen dat…!? Nee toch.
Zo moet je hun opmerking zien: kijk eens Jezus; wat een majestueus gebouw (13:1)! Er ligt een vraag onder die opmerking. Een vraag die zo spannend is dat je die niet stelt. Begrijpen/horen we goed dat die tempel…?
Maar Jezus heeft het door. En draait er niet omheen.
Geen steen zal op de andere blijven. Alles wordt afgebroken (13:2).
NEE!
Jezus’ antwoord is te heftig. Stilte alom. Pas als ze een eind verderop zijn, uit de buurt van de tempel, komt het vervolg (13:3). Een zware delegatie uit de discipelenkring wordt op Jezus afgestuurd (13:3 en 4).
Hun vraag is niet zozeer wanneer de tempel verwoest zou worden maar hoe ze dat moeten zien/plaatsen; wat dat kan be-teken-en (13:4). Hoe kan Gods aanwezigheidssymbool eraan gaan?! Wil God dan niet langer in hun midden zijn? Maar daar hangen al Gods beloften vanaf, sinds de terugkomst van Gods volk uit ballingschap. Bekend onder Gods volk was dat de komst van de Messias vooraf zou gaan aan allerlei moeiten (weeën, 12:8. Cf. Romeinen 8:22; over heel de schepping). De discipelen willen Jezus geloven (!) maar volgen zijn (onheils)profetie niet. Dat kunnen ze ook niet. Het past in geen enkel plaatje. Dit is een grotere verandering dan wanneer je je realiseert dat de aarde niet plat is en niet in het midden van het universum staat maar een stipje in een een of andere uithoek is. Schokkender dan een slecht bericht dat je hoort en je uit het lood slaat.
Fakenews en nep-Jezussen
Jezus’ antwoord is verrassend. Pas op dat niemand je in het ootje neemt (verleidt, 13:5). Jezus waarschuwde, toen al, voor fakenews. Voor nep-Christussen. Dat zijn mensen die allerlei interessante dingen vertellen, toekomstvisioenen schetsen maar ondertussen Gods goede nieuws (net) verdraaien (13:6). Veel mensen zullen erin trappen, zegt Jezus (13:6).
Blijkbaar is het voor mensen zomaar aantrekkelijker het surrogaat te kiezen dan te gaan voor het evangelie. Want het evangelie is een verborgen schat. En een fakenews-evangelie ligt makkelijk voor het oprapen maar laat je na een tijdje met lege handen staan. Terwijl geloof in Jezus je een gouden toekomst belooft (13:27).
Laat je dus niet neppen, gemeente. Blijf goed naar Jezus kijken. Dat is het eerste wat Jezus zegt als hij spreekt over de toekomst met het oog op zijn dag. Zoals een verdediger altijd naar de bal moet blijven kijken en niet naar de trucjes van de aanvaller, zo blijven wij naar Jezus kijken en naar niks of niemand anders.
En Jezus verlegt de aandacht. Jezus zegt: kijk niet naar dat imposante gebouw (tempel, 13:1) maar kijk naar jezelf (13:9)! Let goed op. Jezus geeft dit als be-teken–is van de instortende tempel en zijn komst: vervolging, onderlinge strijd en haat van de wereld (13:9-13).
Wereldomvattend, kosmisch én – toch ook – persoonlijk.
Verder heeft Jezus het over heel wat indrukwekkende, wereldomvattende en zelfs kosmische rampen: (geruchten van) oorlogen, aardbevingen, hongersnood en een universum dat op z’n laatste benen wankelt en, met het effect van een soort omgekeerde oerknal, instort (13:8-9 en 14-25). Een concrete ramp die over Jeruzalem en de tempel komt (13:14 vv).
En dan, ineens, verlegt Jezus opnieuw het beeld. Het gaat niet langer over de tempel (13:1). Ook niet over het toezien op jezelf (13:9). Het gaat over hem zelf; over Jezus’ komst in majesteit (13:26 en 27).
Dat laatste moet, toch nog, als een donderklap bij heldere hemel hebben geklonken. Als de volgelingen nog in shock zijn over de tempel die eraan gaat, krijgen ze als be-teken-is allerlei soorten rampen, (persoonlijke) moeite.
Maar het einde is buitengewoon veel be-teken-end.
Kijk naar Jezus. En blijf dat doen. Jezus komt in/als majesteit! Het komt goed. Niet met de tempel waar ze naar kijken. Maar op een veel grootsere manier: alles wordt nieuw, als het ware een ‘tempel’ van en voor de Heer.
En daarom sluit Jezus ook af met een gelijkenis over een deurwachter (13:34). Die moet opletten. Niet in slaap vallen (13:36). Blijf wakker, is het slot van deze meer dan indrukwekkende toespraak.
Hier spreekt… de Majesteit.
Al deze dingen zitten in dit korte stukje (en dan laat ik nog veel ‘liggen’). Gemeente: we moeten dan ook een volgende stap zetten. Dit verhaal komt voor ons over als een complex, veel te ingewikkeld geheel. Er zijn boekenkasten over volgeschreven. Als je een verhaal als Marcus 13 als opstel zou schrijven voor je opleiding of school, zou je docent het zeker afkeuren. Veel te onsamenhangend; wat is nou precies wat?
De aandacht wordt daarmee vanzelf verlegd. Niet eens: wat be-teken-t dit allemaal? Maar: hoe kan iemand dit zeggen? Wie is hij die dit allemaal zegt?
Hier, zo voel je gaandeweg aan, spreekt de Majesteit. Net zoals je bij een röntgenfoto ineens dwars door dingen heen kunt zien, zo geeft Jezus ons een inkijkje in de loop van heel de geschiedenis. Hij licht een tipje van de sluier op. Dat kan geen mens. Jezus doet het. Omdat hij ‘de zoon’ (12:6) is. Omdat hij gelijk is aan de Enige (12:28-37).
Dat be-teken-t dit hoofdstuk vooral. Hier staat meer dan een profeet die een toekomstige gebeurtenis aankondigt. We hebben in deze nederige mens die straks gekruisigd gaat worden te maken met hem die alles overziet. Hij kent het verleden en de toekomst houdt hij in zijn handen. Hij kent de werkelijke, kosmische strekking van (Gods bedoeling met) de tempel. Nog even en hij zet alles en allen in zijn stralende, majesteitelijk licht (13:26). Daarom is het ook als eerste dat Jezus waarschuwt om toch vooral geen ander(e ‘christus’) na te lopen (13:5).[ii] Alleen Jezus!
Net zoals Jezus straks, vlak voor zijn dood, voor de religieuze leiders teruggrijpt op de profetieën van Daniël (15:62, Daniël 7) zo doet Jezus het hier ook (13:14). Net zoals Jezus straks spreekt over zijn majesteitelijke komst terwijl hij gekruisigd gaat worden (15:62) zo straalt hier in Marcus 13 iets van die onvoorstelbare glorie op hem af. Deze toespraak past daarom op dit moment van het evangelie. Steeds meer gaat het naar die ene vraag waar het in het evangelie allemaal om te doen is: wie is Jezus (15:61)? De schellen moeten (ons) van de ogen gaan vallen.
Gemeente; hoe ontzagwekkend straalt onze Heer Jezus Christus hier. Vereer vandaag al deze koning. Val niet in slaap. En laat je niet neppen. Volg de gekruisigde koning en Heer, Jezus Christus. Dan ben je toekomstgericht bezig.
3 Jezus en die gekruisigd!
Hoe luisteren wij naar de woorden van de Heer? Als we het neerzetten in die tijd (13:30), realiseren we ons dat het hier gaat om een geestelijk oordeel over de tempel. Een oordeel dat hoort bij het afwijzen van Jezus als ‘de zoon’ (zie eerdere preken Marcus). Het is een profetie over de tijd die komt als Jeruzalem belegerd en ingenomen wordt (68-70 PN). Tot het allerlaatste – weten we uit geschiedenisbronnen – hebben de Joden gestreden om de tempel te behouden. Ze rekenden op goddelijk ingrijpen. Een wonder. Want de (door God gegeven) tempel! Maar het werd een vreselijk bloedbad. En de tempel werd totaal verwoest en verbrand. Dat is gruwelijk en heeft consequenties; vlucht (13:14 en verdere) en hoop alleen nog maar op Gods genadetijd (13:20).
En voorafgaand aan die tijd was er veel onrust. Net zoals je vandaag allerlei (wereldlijke en christelijke) opiniemakers hebt die van alles en nog wat roeptoeteren[iii], zo waren er toen ook profeten die – te midden van alle onrust – precies wisten wat je moest doen en wat God wilde. Jezus waarschuwt voor hen; er is maar een Profeet (13:5 en 21-23, Zondag 12 Catechismus).
Tegelijk houdt Jezus’ oordeel een belofte in. Gods oude belofte aan Abraham, founding father van Israël, gaat in vervulling: het goede nieuws gaat nú wereldwijd; naar alle volken (Genesis 12:3, Marcus 13:10). De Schepper is trouw: ‘Hij laat het werk van zijn handen niet los maar is daar trouw aan tot in eeuwigheid’. Aloude profetieën over een wereld waar de dood vernietigd is (Jesaja 25) en waar een eeuwig koning heerst (Daniel 7:14) komen tot leven.
En daarom klinkt er hier ook evangelie voor ons. Want Jezus ziet verder, tot voorbij 70 PN. Hij is een eeuwig koning. Hij kent de zijnen (uitverkorenen, 13:20 en 27) persoonlijk; een voor een. Wat een troost. Wat een koning.
Een nieuw oriëntatiepunt.
Het is zaak, gemeente, ook in dit gedeelte te zoeken naar de schat. Dat is Jezus zelf. Als de tempel de wacht wordt aangezegd, is dat een aanwijzing. Zoals Jezus ‘de munt’ is die ons schatplichtig maakt aan God (12:17), zo betekent het einde van de tempel niet alleen dat de tempel eraan gaat. Het eeuwenlange oriëntatiepunt voor Gods volk, de tempel, komt tot ‘de echte betekenis’ (Matteus 5:17 Bijbel in Gewone Taal). Het is Jezus. Als hij sterft wordt het heilige zichtbaar (Matteüs 27:51). Hoe zie je God: kijk naar de Gekruisigde! Ieder ander is fake (13:5&6 en 21-23).
Jezus is de schat van Marcus 13. Een schat die de discipelen pas ontdekten na Jezus’ opstanding. Terwijl Jezus die schat al expliciet (Matteüs 12:6) en impliciet (Marcus 12:41-44) had onthuld. Maar het kón er niet in, bij de gelovige discipelen. Zo (ver)nieuw(end) is Jezus.
Als de apostel Johannes het nieuwe Jeruzalem mag schouwen ziet hij dan ook geen tempel; God, de Almachtige, is, met het lam, de tempel (Openbaring 21:22). De basis voor die nieuwe werkelijkheid legt Jezus neer, als hij zichzelf geeft op Golgota. Hij zelf is onze stralende toekomst.
Volg Jezus in lijden.
Een andere be-teken-is van dit hoofdstuk is het lijden dat meekomt met het volgen van Jezus (13:9-13). Het is niet onverwacht. Want het hoort bij de schat van dit hoofdstuk: zoals de koning moet lijden (Golgota) zo de volgelingen.[iv] Terwijl de discipelen keken naar het indrukwekkende gebouw, bereid Jezus hen voor op lijden. De wereld dubbel op z’n kop. Vers 13 kan dan ook zo begrepen worden dat je het lijden helemaal op je moet nemen.
In de missionaire context is dit lijden gelijk duidelijk. Dit lijden komt in het Bijbelboek Handelingen. Het overkomt de kerk in India, het Midden-Oosten en Afrika en elders. Het kan een moslim overkomen die, in het ‘veilige’ Nederland, besluit om Jezus als Heer te erkennen. In dit opzicht is het beschamend dat wij in Nederland soms een discussie voeren over ‘christenpesten’; over de vraag of we als christenen gepest (achtergesteld) worden nu we niet langer een meerderheid vormen. Zijn we zo gewend aan een meerderheidspositie en Jezus’ basisonderwijs vergeten zijn?[v] Jezus spreekt over lijden als een ‘teken’ van zijn komst. Misschien moeten wij in het Westen meer leren om uit te zien naar zijn komst in/als majesteit en iets minder bezig zijn met onze eigen koninkrijkjes.
Ik wil dit evangelie vanmorgen ook toepassen op jullie ….. (persoonlijk)………. Zo bidden wij voor jullie. Weet dat de Heer jullie persoonlijk kent. Je bent geen nummer. Je bent een uitverkorene (13:27). Blijf ook nu bij de Heer.
En laat dit evangelie ons, gemeente, ook motiveren om missionair te zijn. We hebben gebeden en gedankt dat de Heer de Alphacursus zegent. En opnieuw heeft de Heer nieuwe mensen naar die cursus gebracht. Zo gaat het evangelie verder. Wees door de week, op je werk en op school, een trouw volgeling van Jezus. In daden vooral. En, als het zo voorkomt, in woorden. De Geest zal je zeker helpen, belooft Jezus (13:11).
In Jezus gaat God zelf ons voor!
Er nog een ding dat onze aandacht vraagt. De ineenstorting van de tempel loopt uit op zo’n groots moment dat Jezus daarvan zegt dat de engelen niet weten wanneer dat is, en zelfs ‘de zoon’ niet; alleen de Vader (13:32). Hoe indrukwekkend. Dat voel je wel aan.
Maar wat betekent dit? Sommige grijpen het aan om te zeggen: zie je wel dat Jezus niet (echt/helemaal) God is. Of toch op z’n minst ‘minder’ dan God de Vader. Anderen hebben er (klassiek) over geschreven in de zin dat het hier gaat over de twee naturen van Christus (artikel 19 Nederlandse Geloofsbelijdenis); ‘naar de mens’ wist Christus dit niet.
Misschien zeg je wel: dit is zo ingewikkeld, dat vechten ‘deskundigen’ maar uit. Maar het gaat over onze redder, gemeente. Wie is hij? Hier stuiten we opnieuw, net als in 12:27-38, op het grote mysterie van het geloof (1 Timoteüs 3:16). De heilige Geest (13:11), de zoon en de Vader (13:32). Heilige grond. We trekken onze schoenen uit. We luisteren eerbiedig.
Kan het zijn dat hier een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen de zoon en de Vader?[vi] Zo van: God de Vader weet alles en/maar God de zoon (‘als mens’) niet? Dat laat zich moeilijk, zo niet onmogelijk, rijmen met het geheel van de tekst. Jezus laat zich hier juist kennen als Majesteit (zie hierboven). Steeds duidelijker komt naar voren de profetie van Daniël over zijn eeuwige koningschap (‘en zijn rijk zal geen einde hebben’ geloofsbelijdenis Nicea). Hier al gaat het toe naar de afwezigheid van de tempel omdat de Almachtige met het lam de tempel is (Openbaring 21:22). Denk ook aan de zin die Jezus pal hiervoor uitspreekt: ‘hemel en aarde zullen verdwijnen maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen’. Dat zijn woorden van niemand anders dan God (Psalm 119 e.a.)!
Anders gezegd: het past hier niet om over ‘minder’ dan de Vader of alleen maar ‘in onderscheid’ van de Vader te denken als het gaat om Jezus, ‘de zoon’. Eerder lijkt het erop dat hier, op een andere manier dan in 12:27-38, iets van het grote mysterie onthuld wordt. Ik denk dan ook dat we het ‘ook de zoon weet niet’ anders moeten opvatten (dan hierboven wordt voorgesteld).
Dit spreken van Jezus past bij wat we eerder hebben ontdekt. Het is evangelie is een diep verborgen schat.[vii] Je loopt er zomaar aan voorbij. Zo past het spreken van Jezus, die de schat zelf is, hier wel. Hoe onthullend het ook is wat Jezus zegt in Marcus 13, hij ‘weet’ dat hij naar Golgota moet. Hij stelt zich niet boven de werkelijkheid waarin wij leven, een werkelijkheid waarin we verleid worden, lijden en verdrukking hebben te verwachten (13:5 vv). Dat had Jezus gedaan als hij had gezegd: mijn dag is …. (tijdstip x, jaar y). Dan had hij direct applaus gehad. Of was daarover een discussie losgebarsten. Weer zo’n roeptoeter, zeker. Jezus doet dat niet. Jezus doet iets heel anders. Want hij wil zelf de grootste verdrukking ondergaan. En hij wordt zelf in verzoeking gebracht. Zó, en niet anders, wordt hij koning. Zo gaat God zelf ons voor in ‘de zoon’. Hij redt ons zelfs tot in het (zonde)graf. Jezus ‘weet’ namelijk dat daar onze diepste pijn en onvermogen ligt. Daarvan wil hij ons redden. Hij wil geen inlichtingdienst zijn (tijdstip x begint het, mensen). Daarvan zijn er al genoeg. Net als waarzeggers of (nep)profeten. Jezus wil onze redder zijn. Hij geeft en vraagt ons vertrouwen (waakt! 13:33-37).
Christus en die gekruisigd is dan ook helemaal echt, en echt helemaal, ons nieuwe oriëntatiepunt! Ieder ander is fake. Daar willen wij niks van ‘weten’.
Zó ‘weet ‘de zoon’ niet’ van de dag.[viii] Tenminste; dit is hoe ik het kan uitleggen. Jezus is zo groots dat hij – die de toekomst kent en in zijn hand houdt – ons voorgaat naar die dag. De basis legt voor die dag. Zo is hij onze God en koning. Hem volgen wij, gemeente. Op naar zijn dag!
—————-
Deze preek hoort bij een serie preken over Marcus (2017/2018). Hier vind je een korte inleiding op die serie en een overzicht daarvan. Hoezeer we in Jezus met God zelf te maken hebben, blijkt als je Marcus 13 vergelijkt met Ezechiël 11 waarin God de verwoesting van de 1ste tempel en van Jeruzalem aankondigt. Zie Eeuwigheidszondag en Ezechiël 11. Ook dan volop belofte en perspectief.
[i] Zie bijvoorbeeld een preek over Psalm 2: de koning en de tempel als de concrete manier waarop God verlossend aanwezig is. Daarom begint de liturgie ook met Psalm 48, de leef- en geloofswereld van Jezus en zijn tijdgenoten.
[ii] Jezus spreekt hier op dezelfde manier als God die in het Oude Testament herhaaldelijk zegt dat Hij de enige is en dat zijn volk (daarom) geen andere goden achterna moet lopen (zie de preek over Marcus 12:28-37).
[iii] Zie hierover Thumbs up for Christ. Christelijke opinievorming anno nu (De Reformatie, april 2013).
[iv] Zie een preek over het in dit verband boekdelen sprekende begin van 1 Petrus: ‘besprenkeld met Christus’ bloed’
[v] Zie mijn brief over ‘christenpesten’ in NRC Handelsblad (augustus 2016) en Volgen christenen Christus? (De Reformatie, 31 mei 2013). Stefan Paas bespreekt het ‘christenpesten’ in zijn boek Vreemdelingen en priesters (p 113/4). Hij waarschuwt ervoor dat christenen anderen niet demoniseren door te zeggen dat ‘zij’ ons ‘pesten’. Gevoelens (van achterstelling) hoeven niet onderdrukt te worden. Paas stelt voor dat die gevoelens in de liturgie en het persoonlijk gebed een plek krijgen.
[vi] N.T. Wright (Mark for everyone, p 186/7): ‘This statement is remarkable. It implies that normally son and Father work very closely together; speaking of Jesus and God in this way is very unusual in Mark (though common in, say, John). But is also presses a sharp distinction between the two. Jesus knows a great deal, but he does not know this…. this passage insist on leaving the issue to God.’ Zie voor reactie hierop: noot viii.
[vii] Zie met name het eerste punt van de preek Met gelijke munt (terug)betalen (Marcus 12:17).
[viii] ‘Aangezien wat Hij niet weet eerder een opschorting is van die kennis die verborgen is en niet omdat zijn natuur onwetend zou zijn als Hij zegt dat alleen de Vader dit weet, kunnen we niet concluderen dat Hij het niet geweten zou hebben. Gods weten is immers… niet de kennis dat Hij iets te weten komt van wat Hij niet weet, maar van wat hij ter kennis brengt. Het feit dat alleen de Vader het weet, moeten we niet zo verstaan dat de Zoon onwetend is. Hij zegt dat Hij het niet weet, omdat anderen het niet mogen weten. En dat Hij zegt dat alleen de Vader het weet, is om aan te duiden dat Hij het zelf ook weet’ (Hilarius, De Trinitate IX, 71. In: Mijn Vader, uw Vader. Het spreken over God de Vader. Dr. A. van de Beek, Meinema 2017 p 441/2). Zie ook: ‘Dit (‘De Vader is meer dan Ik’) wil niet zeggen dat Jezus een lager soort godheid is, in een subordinatiaanse verhouding tot de Vader. Het betekent veeleer dat God niet in zijn openbaring in de Zoon opgaat. Er is een wezen van God dat aan zijn openbaring vooraf gaat en waar die openbaring vanuit gaat’ (a.w. 47).
Het is mij een raadsel hoe N.T. Wright het zeggen kan zoals hij doet (zie noot vi hierboven). ‘Leaving the issue to God’. Welke God dan? In zijn magistrale Paul and the faithfulness of God (2013) begint N.T. Wright juist met het wereldbeeld waarin het (voor ons niet te begrijpen) geloof in de eenheid van God centraal staat (dit is precies de spanning uit Marcus 12:27-38, zie die preek, bij noot ii!). Hoe groot is de verbijstering als men inziet dat Jezus het is: Jesus’ first followers found themselves not only (as it were) permitted to use God-language for Jesus, but compelled to use Jesus-language for the one God zegt N.T. Wright (zie mijn inleiding voor studenten van de VGSD te Delft). Betekent ‘Leaving the issue to God’ (N.T. Wright bij Marcus 13:32) in dat licht dan niet: leaving the issue to… Jesus?
(Net zoals hier te zeggen is dat Jezus geen inlichtingendienst begint, zo is naar aanleiding van Jezus onderwijs over het huwelijk te zeggen dat hij geen huwelijksbureau start, zie uitleg Matteüs 19 (m.n. ook de vertaling van de Bijbel in Gewone Taal daar). Steeds draait het om de vraag wie Jezus is)
———–
Voorbeeldliturgie
Welkom
Votum
Groet
Psalm 48: 1 en 3 (Jeruzalem en tempel) nieuwe berijming http://www.denieuwepsalmberijming.nl/berijmingen/psalm-48
Nieuw leven in Jezus (Romeinen 12, Bijbel in Gewone Taal) niet Romeinen 12 beamen aub (voorganger lees voor)
Heer, wijs mij uw weg, https://www.sela.nl/liederen/6/heer-wijs-mij-uw-weg.html
Gebed
Kinderen naar voren
Marcus 6:14-29 (De dood van Johannes de Doper)
Ik ben veilig in Jezus armen (Opwekking voor kids 86)
Kinderen naar kring
Lezen Marcus 13
Verkondiging Alleen Jezus is Christus. De rest is fake
Er is een dag, http://www.songteksten.nl/songteksten/55347/opwekking/opwekking-585—er-is-een-dag.htm
Dankgebed en voorbede, afgesloten door
GK 174: 3
Kinderen komen terug (en vertellen)
Collecte
GK 94: 3 en 6
Zegen