Emeritus-hoogleraar symboliek (VU Amsterdam en Stellenbosch) en veelschrijver Bram van de Beek kwam in 2024 met een nieuw boek: Bevrijding. Een kleine geschiedenis van de wereld. Naar aanleiding van dit boek wil ik een blogpost schrijven. De leidende vraag van deze blog is: wat betekent het denken van Van de Beek voor hedendaagse christenen?
Wie Van de Beek regelmatig leest, zal in zijn boek Bevrijding niet veel nieuws hebben meegekregen. Het boek is om meerdere redenen
relevant. Ik heb in de afgelopen jaren regelmatig publicaties van Van de Beek gelezen en nam dit boek met hernieuwde interesse tot me. Deze blog heeft de volgende indeling:
- Een sterk en nodig tegengeluid. Een eerste, korte typering van het denken van Bram van de Beek.
- Jezus’ opstanding centraal. Over de leidende gedachten van het boek Bevrijding.
- Jezus’ koningschap in deze bedeling. Naar aanleiding van zijn boek Bevrijding en zijn andere boeken kom ik tot een typering van het denken van Van de Beek.
- God roept tot leven wat er niet is. De theologie van Van de Beek is nodig en aantrekkelijk maar er mist iets essentieels.
- Die ene Macht. Onze veranderende cultuur heeft een robuuste theologie zoals die van Van de Beek nodig. Waar komt het op aan?
De cijfers tussen haakjes in deze blogpost verwijzen naar de betreffende pagina’s van het boek Bevrijding.
1 Een sterk en nodig tegengeluid.
Wat Van de Beek relevant maakt is allereerst zijn theologische positie. Ik bedoel daarmee het volgende. Gelovigen vormen in onze cultuur een minderheid. Geloof en daarmee ook theologie staan daardoor onder druk. Bewijs maar eens dat geloof in God relevant is of dat God überhaupt bestaat. En laat maar eens zien dat het zinnig is om te geloven of zelfs naar de kerk te gaan. Naar een antwoord op deze vragen gaat heel wat aandacht naar uit. Een christen is op die manier niet helemaal vrij omdat die eigenlijk, (on)gemerkt, al wat in de ‘verdedigingsstand’ staat.
Van de Beek onttrekt zich aan dit frame. Van de Beek denkt in de lijn van Athanasius en Pascal. Alleen in Jezus is te spreken over God (Athanasius, 94) en God wordt gekend via de wegen die het evangelie leert (Pascal, 205). De eigenheid van het evangelie staat centraal bij Van de Beek. De kern is wie God in Jezus is en dat je deel aan Hem krijgt door de doop en de eucharistie/het avondmaal. De eucharistie is het medicijn voor het eeuwige leven (Ignatius, 243).
Dit denken van Van de Beek doet ertoe. Altijd. Omdat het evangelie ertoe doet. Juist in onze tijd en (kerk)cultuur is deze manier van denken nodig. Het is een sterk tegengeluid. Het evangelie hoeft zich niet eerst te bewijzen. Laat staan dat God zijn bestaan moet waarmaken. Het evangelie is in en vanwege zichzelf van waarde en relevant. Het is een schat die verborgen ligt in de akker van de wereld; wie de schat vindt wordt blij (Matteüs 13:44).
Alle heiligen.
Het tweede dat Bevrijding relevant maakt is dat het boek genuanceerd is. Van de Beeks boek Mijn Vader, uw Vader (2018) kreeg nogal wat kritiek. Punt van kritiek was vooral zijn radicale manier van afwijzen van theologie die in zijn ogen niet deugde.[i] In Bevrijding blijft Van de Beek trouw aan zijn standpunten en is hij tegelijk evenwichtig in het bespreken van andere visies.
Denk bijvoorbeeld aan het onderwerp apologetiek (verdediging van het geloof). Als je, zoals Van de Beek, denkt in de lijn van Pascal kun je weinig met apologetiek. Van de Beek deed apologetiek wel eens af als ‘fluiten in het donker’ en vroeg zich zelfs af of apologeten God wel hebben ontmoet.[ii]
In Bevrijding gaat het er anders aan toe. De kern in dat boek is de opstanding van Jezus. Is die opstanding te bewijzen? Van de Beek gaat in op de verdediging van Pasen (hoofdstuk V) en zegt uiteindelijk:
Wordt er bewijs gevraagd? Er is best wat bijkomend bewijs, maar uiteindelijk kun je dat binnen de orde van deze werkelijkheid altijd weerleggen of minstens betwijfelen…. Ik volsta daarom met de mededeling: ‘Jezus is opgestaan’ (232).
Dat is een helder statement. Je kunt het er mee eens zijn of niet; de nuance is duidelijk.
Nuance is meer dan een dingetje. Terecht zegt Van de Beek het volgende over leiding door de Geest:
De kerk is niet eenduidig. Ze is als een lichaam met veel leden en die hebben elkaar allemaal nodig om elkaar aan te vullen. Allemaal delen ze in de Geest en juist door die begrensdheid leert de Geest dat ze … samen de weg moeten vinden (269).
Hoe overtuigd je ook bent; een positie of een machtswoord van een enkeling is niet de weg om verder te komen.
2 Jezus’ opstanding centraal (Handelingen 17).
De kracht van Bevrijding zit in de combinatie van twee leidende gedachten.
I Werkelijkheid.
Allereerst gaat dat erom de werkelijkheid te nemen zoals die is. Het boek opent niet met (bemoedigende) Bijbelteksten maar met de geschiedenis. De survival of the fittest maakt de wereld tot een onaangename plek vol onrecht. De rauwe geschiedenis zit vol van macht en geweld. Ook als de Bijbel opengaat komt deze werkelijkheid onverbloemd aan bod (hoofdstuk IV). De wereld is mooi (49) maar is vooral geen leuke plek (55). Nergens is de realiteit van deze werkelijkheid uit beeld in Bevrijding.[iii]
II De gekruisigde leeft.
De tweede leidende gedachte is belangrijker dan de eerste. Dat betreft de opstanding van de Gekruisigde (161vv). God is mens geworden in onze rauwe werkelijkheid. Hij is gekruisigd. Maar er is hoop voor onze wereld: ‘de HEER is waarlijk opgestaan’ (162).
Centrale Bijbeltekst in Bevrijding is Paulus’ toespraak op de Areopagus (Handelingen 17). De tijden van onwetendheid zijn voorbij.[iv] God wordt in Persoon gekend in Jezus die uit de dood is opgestaan en die zal komen om te oordelen.
Dat Van de Beek Jezus’ opstanding centraal zet is niet nieuw. Denk aan zijn boek God doet recht uit 2008. Maar vaker spreekt Van de Beek over het gekruisigd worden met Christus. Bevrijding is anders. Je merkt het alleen al aan de titel van het boek. Op twee manieren is het zaak om dit goed te zien:
- Gods oordeel is onlosmakelijk aan Jezus’ opstanding verbonden.
- De opstanding is wel het hoogtepunt maar inhoudelijk gaat het over Jezus die gekruisigd is (219): ‘Gods aanwezigheid vertoont de gestalte van het kruis’ (266, cf. 259).[v]
Koning.
Wat betekenen deze twee denklijnen? Van de Beek zegt het zo:
Jezus heerst als koning. Maar de glorie daarvan is aan de andere kant van de dood, over de grenzen van deze wereld heen. Daar is ook de glorie van zijn onderdanen (259).
Eerder wees ik al op de waarde van het denken van Van de Beek (zie onder 1 Sterk en nodig tegengeluid). Dat wil ik op dit punt onderstrepen. Onze (kerk)cultuur is een op het hier-en-nu gerichte cultuur.[vi] Maar er is meer dan het leven zoals wij het nu kennen. Denk aan de laatste zin van de (dit jaar jubilerende) geloofsbelijdenis van Nicea. Die belijdenis sluit zo af: ‘wij verwachten het leven van de eeuw die komt.’
Uitzien naar die werkelijkheid is niet ‘een doekje voor het bloeden’. Het is Jezus volgen. Vlak voor zijn lijden en sterven richt de Heer de aandacht van zijn discipelen immers herhaaldelijk op zijn wederkomst en zegt hij dat ze wakker moeten blijven met het oog op zijn komst.[vii] En Calvijn legt het moment waarop Jezus uit de ogen van de Emmaüsgangers verdwijnt – pal nadat ze hem op Pasen herkennen – zo uit dat Jezus meer dan dit leven voor ons in petto heeft.[viii] En als Paulus erover spreekt dat we zijn opgestaan met Christus zegt hij dat ons leven met Christus verborgen ligt in God; wanneer Christus verschijnt, zullen wij samen met Hem in luister verschijnen (Kolossenzen 3:1-4).[ix] Dit zijn grote geloofsgeheimen die voortdurende aandacht van christenen nodig hebben.
Koninkrijk.
Dat Van de Beek ook op dit punt zijn denken niet laat doorslaan blijkt in de bespreking van de theologie van het Koninkrijk (255-259). Aan het eind van de negentiende eeuw komt dit Koninkrijksdenken op, als correctie op een piëtistisch burgerlijk geloof. Vooral in de twintigste eeuw heeft de theologie van het Koninkrijk zich ontwikkeld. Dit denken is volgens Van de Beek vandaag voor velen nog steeds leidraad voor maatschappelijke betrokkenheid. Het Koninkrijksdenken zegt dat het niet gaat om het eeuwige zielenheil maar om het realiseren van het Koninkrijk. Van de Beek zegt het zo:
Het gaat volgens deze theologie in de boodschap van Jezus om de aarde… een nieuwe wereldsamenleving. De kerk is geen doel op zich, als een ark van Noach, waarin geredde zielen de hemel bereiken. Zij is hooguit een middel om het koninkrijk te dienen (257).
Van de Beek noemt hier een paar boeken van de bekende Britse theoloog Tom Wright. Hij laat het boek Vrede op aarde (2023) van missioloog Stefan Paas ongenoemd terwijl hij dat boek uiteraard ook bedoelt (voor de Nederlandse context). Een van de meest kritische recensies van het boek Vrede op aarde van Paas was die van predikant Willem Maarten Dekker (in het Nederlands Dagblad).[x] Dekker zegt onder andere dat er in de negentiende eeuw al gereageerd is op het versmallende piëtisme waartegen Paas zich in Vrede op aarde keert. Dekker wijst erop dat deze theologie ook is vastgelopen. Op een vergelijkbare manier had Van de Beek zich tegen dit Koninkrijksdenken kunnen keren. Hij heeft er theologisch gezien veel – zo niet alles – voor in huis. Maar Van de Beek reageert anders. Geheel in zijn stijl is duidelijk dat hij niets ziet in verheven idealen van het bouwen aan Gods koninkrijk. Hij brengt dat zo onder woorden:
Christenen staan met twee linkerhanden in de wereld. Ze horen er niet bij en dat merk je. Als je dat niet aan hen merkt, moet je je afvragen, of ze het nieuwe leven in Christus niet hebben ingeruild voor een succesvol leven in de wereld onder christelijk vaandel (265).
Vreemdeling.
Veel scherper kun je het vreemdelingschap waarover bijvoorbeeld Petrus schrijft niet onder woorden brengen.[xi] Toch zegt Van de Beek ook dat het twintigste-eeuwse Koninkrijksmodel vanuit het Nieuwe Testament gezien ‘beter past bij de basale gedachte van het christendom, met aandacht voor de zwakken en naastenliefde’ (258). Net als eerder (zie onder 1. Sterk tegengeluid) is dit een helder en ook genuanceerd standpunt.
Wezenlijker voor Van de Beek lijkt trouwens iets anders te zijn. Namelijk de problematiek dat theologen nog denken in twintigste-eeuwse (Koninkrijks)modellen terwijl de gelovigen zelf, net als in de negentiende eeuw, de heersende cultuur omarmen (257). Dit is een interessant punt. Waar bevinden hedendaagse (westerse) christenen zich en wat betekent dit het voor de kerk? Ik kom hier bij 5. Die ene Macht op terug.
3 Jezus’ koningschap in deze bedeling. Realpolitik.
Waar is Van de Beek als theoloog te plaatsen en wat betekent zijn denken? Ik wil in deze paragraaf verdieping aanbrengen in wat er tot nu toe aan bod kwam.
Hierboven heb ik er iets van gezegd. Van de Beek voelt zich thuis bij de Vroege Kerk. Athanasius stond voor het geloof van Paulus dat de gekruisigde Jezus God zelf is (94). In het Grieks is dat verwoord met homoousios (zie de Geloofsbelijdenis van Nicea). Van de Beek betreurt het Athanasius uiteindelijk overstag ging en instemde met het erop lijkende maar toch heel andere homoiousios (94). Altijd weer die ene letter.
Instemmend citeert Van de Beek denkers uit de vroege kerk zoals Origines en Hilarius. Macht is een kernthema in het denken van Van de Beek. Dat wil zeggen: de kerk moet geen machtspositie op aarde willen, geen verbond sluiten met aardse macht. Hoe had de kerk zich ontwikkeld als Luther militaire macht had geweigerd (108vv)? Dan klinkt zijn beroemde ‘Een vaste burcht’ anders.[xii]
Realpolitik.
Van de Beek wil de kerk van vandaag herijken. De Vroege Kerk is daarvoor het model. Zie zijn zesdelige serie ‘Spreken over God’ dat is samengevat en toegelicht in zijn gelijknamige boek Spreken over God (2020). Is de Vroege Kerk dan het ideaal? Zo ligt het ook weer niet. Want Van de Beek maakt ook steeds duidelijk dat met de kerk niet wat wordt. Die tegenstrijdigheid zit in zijn denken. Hoe is dit te duiden?
Op dit punt komt de vraag op hoe je aankijkt tegen het denken van Van de Beek. Hoe is dat te typeren? Ergens in Bevrijding spreekt Van de Beek over de realpolitik van bepaalde geestelijke leiders uit Jezus’ tijd.
‘Realpolitik is een wijze van politiek bedrijven waarbij op een nuchtere, pragmatische manier de kosten en de baten van een bepaald beleid worden bekeken. Ideologie, politiek-filosofische overwegingen of ethiek worden bij die afweging achterwege gelaten. Realpolitik is dan ook een vorm van realisme’ (Wikipedia over Realpolitik).
Het denken van Van de Beek lijkt op realpolitik. Van de Beek gaat uit va de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet en de werkelijkheid van Jezus’ opstanding (zie onder 2. Jezus’ opstanding). Denk ook aan zijn herhaalde opmerking dat het in het christelijke geloof niet om ethiek gaat. Dat Van de Beek nogal nuchter is over wat een christen in dit leven kan bereiken (niet al teveel) past bij realpolitik. Ik denk dat het belangrijk is om dit aspect in je achterhoofd te houden als je Van de Beek leest.
Koningschap.
Hierboven is al even aan de orde gekomen dat Van de Beek niet zoveel op heeft met het Koninkrijksdenken. Op dit punt is goed te zien waar Van de Beek zich wel op richt. Hij spreekt niet van Koninkrijk maar van koningschap.
Jezus is in deze wereld koning vanaf het kruis van Golgota. Het denken van Van de Beek betreft het koningschap van Jezus en de betekenis daarvan voor ons, in deze bedeling. Jezus is koning maar dat is hij ‘daar’, aan de andere kant van de dood. En wij leven ‘hier’. En Hier beneden is het niet is de veelzeggende titel van een ander boek van Van de Beek uit 2005. Zo is in te zien dat je de Vroege Kerk als richtpunt wilt. Daar ging het immers over de wezenlijke vragen met betrekking tot Jezus. Onze vragen zijn zo anders. Soms zelfs tegengesteld aan die van de Vroege Kerk.[xiii] Tegelijk is het volgens Van de Beek niet te verwachten dat het in het hier-en-nu echt wat wordt. Het is vooral zaak om het in onze bedeling zo goed mogelijk vol te houden (realpolitik). Van de Beek zegt dat zo:
je hebt je handen er vol aan om te zorgen dat de tent in dit kamp waar we als vreemdelingen verblijven, niet al te hard lekt (259).[xiv]
Zeker; zet je in en doe het goede. Maar vergeet vooral niet je medicijn voor het eeuwige leven in te nemen (eucharistie/avondmaal, Ignatius).
4 God roept tot leven wat er niet is.
Hierboven heb ik een aantal keer aangegeven wat ik waardeer in het denken van Van de Beek. Dat wil ik laten staan als ik hieronder met kritiek kom.
Laat ik eerst zeggen wat mijn kritiek niet is. Sommigen vinden Van de Beek pessimistisch. Maar dat is volgens mij niet hard te maken. Van de Beek pessimistisch noemen is volgens mij een projectie vanuit de positieve of zelfs positivistische inslag die gelovigen in onze cultuur snel hebben.[xv]
Reactie.
Mijn kritiek is dat Van de Beek doorslaat in zijn realisme. Realpolitik past mijns inziens niet goed bij het karakter van het evangelie. Ik denk dat Van de Beek reageert op vormen van theologie die beeldbepalend zijn na de Tweede Wereldoorlog. Denk bij die theologie aan
- het vandaag ook nog populaire model van Gods Koninkrijk (zie Jezus opstanding),
- de theologie van de missionaire beweging van het apostolaat en
- de theologie van de hoop (Moltmann e.a.).
Ik zie Van de Beeks theologie als reactie op deze heersende modellen. Ik vermoed dat Van de Beek die modellen te optimistisch vindt, teveel de geest van maakbaarheid ademen. Want wat is er te zeggen na de Eerste Wereldoorlog op ons christelijke continent? Heeft Nietzsche niet gelijk gekregen dat God dood is? En dan de gruwel van de Tweede Wereldoorlog erachteraan. Wat is dan hoop?
Een tegengeluid kan goed en nodig zijn. Het punt is: wie ergens op reageert gaat alleen al daardoor teveel ‘scheef’ hangen. Dat gebeurt volgens mij ook bij Van de Beek. Ik maak dat hieronder duidelijk aan de hand van verschillende voorbeelden. Ik ontleen die voorbeelden aan lange prekenseries die ik vooral sinds mijn werk in Dordrecht (2015 tot heden) ben gaan houden. Ik houd prekenseries uit zowel het Oude als het Nieuwe Testament en maak daarbij gebruik van uiteenlopende orthodoxe uitleggers. Zo wil ik me verdiepen in het bijbelse getuigenis. Wat ik daaruit opdiep wil ik gebruiken in het nadenken over wat er vandaag van belang is voor Christus’ kerk.
Alternatief of toch niet?
Wat is de werk- en denkwijze van Van de Beek? Hoofdstuk II van Bevrijding gaat over het alternatief dat het evangelie is in een wereld vol onrecht waar Hoofdstuk I over gaat. Hoofdstuk II is een prachtig hoofdstuk. Vervolgens heet hoofdstuk III: Echt een alternatief? Het hoofdstuk begint met ‘de zondeval van het christendom’ (Heering, 89). Allerlei schaduwkanten passeren de revue.
Als een hoofdstuk begint met ‘De zondeval van het christendom’ voel je al aan welke kan het opgaat. In hoofdstuk III van Bevrijding voelt het aan alsof Van de Beek als een schoolmeester langs hoofdstuk II gaat. Overal in de kantlijn noteert hij op welke punten het Alternatief (het evangelie) toch niet voldoet. Want ja…: mensen blijven mensen. En de werkelijkheid (Hoofdstuk I) blijft de werkelijkheid (Realpolitik). Dat je waakt voor een te optimistisch geloof lijkt me prima. Maar Van de Beek slaat door met zijn reactie.
Ik wil dit punt concreet maken aan de hand van een drietal Bijbelse voorbeelden.
4.1 Galaten.
Nadat het bevrijdende evangelie dat Paulus bracht is genoemd (hoofdstuk II) zegt Van de Beek dat Paulus geen makkelijk mens was (hoofdstuk III, 99). De diverse ruzies waar Paulus bij betrokken was passeren de revue. Wie geen vreemde is in ‘Jeruzalem’ en in Gods spiegel leert te kijken (Jacobus 1 en 2) begrijpt waar dit allemaal over gaat. Prima en nodig om dit aan te kaarten. Wie systematisch Bijbel leest komt nogal wat tegen. God noemt bijvoorbeeld ergens Samaria en Sodom – toonbeeld van totale zonde en verdorvenheid – heilige boontjes in vergelijking met zijn eigen volk (Ezechiël).[xvi]
Mijn bezwaar tegen wat Van de Beek hier doet is dan ook anders. Van de Beek zegt dat Paulus in Galaten nog eens terugkomt op een eerdere ruzie tussen hem en Petrus – een ruzie die bij Paulus blijkbaar is blijven doorvreten. En Paulus geeft volgens Van de Beek in Galaten de zaken ook nog eens vanuit alleen zijn perspectief weer.
Complex.
Ik weet niet of Van de Beek Galaten vroeg of laat dateert (ik kies voor een vrije vroege datering[xvii]). Ik zie de aanleiding voor de brief aan de Galaten hierin: bepaalde conservatieve gelovigen kunnen zich niet neerleggen bij het zogenaamde Apostelconvent (Handelingen 15). Deze conservatieve gelovigen reizen Paulus achterna om zijn evangelie te corrigeren.[xviii] Bij deze lieden blijft het doorvreten. God gaf toch de besnijdenis als eeuwige instelling (Galaten 5:11&12, cf. Genesis 17)? En kind zijn van Abraham is toch weldegelijk verbonden aan etniciteit (Galaten 3:29)? Hoe kan Paulus de vrijheid (Galaten 5:1) en de inclusiviteit (Galaten 3:27&28) van het geloof benadrukken?
Als Paulus begint bij de spanningen die er in de kerk optreden begint hij met de verbondenheid tussen ‘de steunpilaren’ Jakobus, Kefas en Johannes enerzijds en Barnabas en hemzelf anderzijds (Galaten 2:6-10).[xix] Dat getuigt van een fellowship. Van de Beek laat de verbondenheid die Paulus noemt weg. Van de Beek begint bij Galaten 2:11. Dat is de onenigheid tussen Petrus en Paulus. Daar beginnen past bij het denken van Van de Beek. Zo kun je laten zien wat voor een lastige man Paulus was (en dieper: dat het met christenen ook nooit echt wat wordt). Maar het ligt complexer. Het gaat in Galaten over zowel onderlinge eenheid en onderlinge spanning.
Kwetsbaar.
Vervolgens de context van de Galatenbrief. De kerk is piepjong en kwetsbaar. Paulus heeft het over barensweeën (Galaten 4:19). Galaten leest alsof ‘de geboorte’ nog maar net achter de rug is.
Wat moet het voor de gelovigen van die tijd onvoorstelbaar moeilijk zijn geweest om te beseffen dat er ‘in Christus geen Jood of Griek’ is (Galaten 3:28). Voor ons is dat normaal. Maar dat is juist een resultaat van de Galatenbrief waarin Paulus de geloofsvrijheid centraal zet. Hoe anders lag dat toen. Eeuwenlang was dit anders geweest. Hoewel Petrus had gezien hoe zijn Heer met heidenen omging en daarover na Pinksteren zelfs een visioen had gehad (Handelingen 10) bleef het blijkbaar moeilijk om Jezus’ weg daadwerkelijk te gaan (Galaten 2:11vv).
De spanning zit goed beschouwd al in Petrus’ toespraak op Pinksteren. Petrus zegt daar:
Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld (Handelingen 2:36).
‘Heel het volk van Israël’ klinkt royaal en inclusief. Maar Jezus had na Pasen toch echt gezegd dat de Schrift zo gelezen dient te worden dat alle volken in zijn geluk delen (Lucas 24:47). Petrus heeft dit blijvend moeten leren.[xx]
Wie indertijd Jezus’ weg van geluk voor alle volken wel wilde gaan, zoals Paulus, had de culturele en geestelijke wind flink tegen. Want juist in die tijd kwam het er namelijk op aan fanatiek joods te leven – precies het leven dat Paulus zelf geleefd had (Galaten 1:13&14).[xxi] Wie niet-Jood is, is zonder enige twijfel te zien en weg te zetten als ‘zondaar’ (Galaten 2:15). Niet voor niets verlaat Petrus snel de avondmaalstafel als de conservatieve gelovigen uit Jeruzalem bij die net geplante kerk-met-veel-‘heidenen’ in Antiochië aankomen (Galaten 2:11&12).[xxii] Het fake-evangelie van de nepapostelen (Galaten 1:6&7) zal vertrouwd en verleidelijk hebben aangevoeld. Er was meer dan een voedingsbodem voor.
Voortgang.
Galaten is beslissend voor de goede voortgang van het evangelie. Dat het geloof niet een cultuurding is of gebonden aan etniciteit. Niet alleen vanuit het Nieuwe Testament is dat in te zien. Ook een boek als Dominion. The making of the Western Mind (2019) van de historicus Tom Holland zegt het. Hoe bijzonder is het dat Paulus blijft staan in zijn roeping als apostel (Galaten 1:1).
Ik lees Galaten in de lijn van Exodus 32. Dat is een beslissend moment in het Exodus-verhaal. God heeft net zijn volk bevrijd. Bevrijd uit Egypte. Bevrijd uit de afgodendienst (2de gebod, Exodus 20:4-6). Maar de afgoden zitten nou eenmaal in het gewoontepatroon (net zoals in Petrus’ en Paulus’ tijd het ‘Israël eerst/only’ in het gewoontepatroon zat). Terwijl God de afgodendienst verbiedt, is Gods volk ondertussen vrolijk een afgod aan het smeden. Exodus 32 vertelt hoe Mozes dan optreedt. Dat zijn geen halve maatregelen (en niet alles daarvan is een-op-een toe te passen op nu).[xxiii] Zo wordt de dienst aan God geheiligd. Omdat één iemand zich niet laat meesleuren door de kracht van de gewoontepatronen. Mozes en Paulus zijn uitzonderlijke figuren.
Het gaat erom dat Gods evangelie doorgang vindt. Verzwijg niet waar het er bij mensen aan schort maar leg het accent vervolgens wel goed.
4.2 Getsemane.
Korter een ander voorbeeld van hetzelfde. In zijn boek ‘Mijn Vader, uw Vader’ (2018) heeft Van de Beek het over de discipelen die in slaap vallen als Jezus in Getsemane in doodsangst biddend strijd. De afbeelding van die slapende discipelen en de biddende Jezus staat op de voorkant van dit boek van Van de Beek. De discipelen staan voor de kerk die in slaap sukkelt. Het wordt ook nooit wat met die slaapkoppen. Het is waar en het zal waar zijn.
Mijn kritiek is gelijk aan wat hierboven bij 4.1 aan bod kwam inzake Paulus (Galaten). Zeker als je vanuit Matteüs leest, loop je vast op Jezus in Getsemane. Matteüs benadrukt Jezus’ macht.[xxiv] Jezus is demonen de baas. Geneest alle zieken. Heeft de overhand in de debatten met de geestelijke leiders. Jezus roept zelfs de dood een halt toe en vergeeft zonden. De mensen zijn meer dan perplex. Ze realiseren zich dat God nog nooit zo is opgetreden in Israël (Matteüs 9:33).[xxv] Een veelzeggende reactie.
Vanwaar dan Jezus’ totale zwakte in Getsemane? Hoe kunnen de discipelen die vissers zijn – gewend aan nachtdiensten – in slaap vallen?[xxvi] En is Jezus nou zwak of juist sterk? Johannes noteert namelijk dat degenen die hem willen arresteren op de grond vallen als Jezus het ‘Ik ben’ (Johannes 18:6, Exodus 3:14) uitspreekt. Getsemane vraagt erom het hele Bijbelse getuigenis omtrent Jezus goed te beluisteren.[xxvii] Jezus is de krachtige leeuw van Juda en, tegelijkertijd, het afgeslachte lam. Goddelijke held die in alle kwetsbaarheid de strijd aangaat. Die te gronde gaat en juist zo overwint.
Het is werkelijk zonde – om dat woord maar eens te gebruiken – om je hier te richten op de slapende discipelen zoals Van de Beek doet. Wat is Jezus een unieke Heer. Ook dat hij zijn slapende discipelen meeneemt, de tuin in. Vooraf zegt Jezus zelfs dat zijn discipelen in al zijn beproevingen bij hem zijn gebleven (Lucas 23:28). Een nogal pijnlijke opmerking als je het vervolg leest. Toch zegt Jezus het. Pal na zijn opstanding noemt Jezus hen zonder meer ‘mijn broeders’ (Matteüs 28:10). Verbazingwekkend. Staar je niet blind op de in slaap vallende leerlingen. Noem het en geef het een plek in dit wonderlijke evangelie van Jezus en de voortgang daarvan.
4.3 Pesachmaal – eucharistie, avondmaal.
Tot slot een derde voorbeeld. Dat betreft de instelling van de eucharistie, het avondmaal. Dit gebeuren is Bijbels gezien uniek en speelt in het denken van Van de Beek een grote rol. Het is het evangelie in een notendop. Wat is deze viering en wat betekent dit voor het christelijke denken en leven?
Jezus viert de Pesachmaaltijd met zijn leerlingen. Jezus zegt dat het brood zijn lichaam is en de beker zijn bloed.[xxviii] Hij geeft de opdracht dat bevrijdingsfeest ‘telkens opnieuw’ te doen en hem daarbij ‘te gedenken’ (Lucas 22). Wat zegt dit feest nou over Jezus en zijn volgelingen? Dat het met die laatsten nooit wat wordt? Dat je realistisch moet zijn; met hen wordt het hier nooit wat?
Jezus’ weg.
Wie kijkt naar de instelling van het avondmaal of de eucharistie valt iets bijzonders op.
Jezus ziet Judas’ verraad – Judas die door de Satan te pakken is genomen (Lucas 22:3). Jezus spreekt tijdens de viering meer dan snoeiharde woorden over de doodlopende weg van dit verraad (Lucas 22:21). Jezus voorziet aan tafel Petrus’ verloochening. Satan wil ook deze discipel te grazen nemen. Alleen Jezus’ gebed redt hem en brengt hem tot inkeer (Lucas 22:31). Petrus begint zich die werkelijkheid te realiseren als Jezus zich naar hem omkeert en hem aankijkt – nadat Petrus zijn Heer daadwerkelijk verloochend heeft (Lucas 22:61a).[xxix] Jezus voltooit wat hij zei (Lucas 22:31) en waaraan hij begon door Petrus aan te kijken (Lucas 22:61). Petrus werkt daar ook aan mee. Door berouw te krijgen (Lucas 22:62). En bij het eerste bericht over Jezus’ opstanding blijft hij niet hangen in de reactie dat het bericht ‘kletspraat’ is (Lucas 24:11) is. Petrus staat op en holt naar het graf (Lucas 24:12). Als hij daar de linnen doeken ziet liggen is hij vol verwondering. Vervolgens zal Jezus hem opzoeken, opnieuw aankijken (Lucas 24:34) en opnieuw aanstellen (Johannes 21).
Er loopt een directe lijn van de Pesachviering naar Getsemane (Lucas 22:15, zie 4.2 hierboven). Satan zal al zijn duivels ontbinden en Gods toorn over de zonde wordt ten volle duidelijk.[xxx] Als Jezus de (gebeds)strijd voert, vallen zijn discipelen in slaap. Allen zullen Jezus in de steek laten. Toch zegt Jezus vooraf, tijdens het Pesachmaal, dat zijn discipelen in al zijn beproevingen bij hem zijn gebleven en dat hij hen voor het koningschap bestemt (Lucas 22:28)! Jezus wast zijn discipelen de voeten (Johannes 13) terwijl zij, niet voor de eerste keer (Lucas 9:46 e.a.), zelfs tijdens die unieke Pesachviering bezig zijn met de vraag wie de belangrijkste is (Lucas 22:24).
Dit is de opmaat naar Getsemane en Golgota. Dit komt allemaal mee met de viering van de eucharistie, het avondmaal.
Geheel.
Wie kijkt naar de ‘prestaties’ van de leerlingen vindt alle aanleiding om te zeggen dat het met hen – en ons – nooit wat wordt. Het evangelie wijst ook haarscherp aan wat er van onze kant mis is. Maar Jezus komt tot zijn doel. En daar ligt het accent. Jezus komt tot zijn doel:
- Ondanks zijn volgelingen.
- Door zijn volgelingen.
- Dankzij zijn volgelingen.
- Tegen zijn volgelingen in.
- In zijn volgelingen.
- Vanwege zijn volgelingen.
Onbegrijpelijk. Toch gaat het zo. Dit krijg je niet in een (denk)systeem.
Eenvoudigweg is ten aanzien van de eucharistie te zeggen dat de Heer wil dat je hem steeds opnieuw gedenkt (Lucas 22:19). Te midden van zijn leerlingen gaat Jezus zijn weg. Net zoals het evangelie van Jezus te midden van alles en allen zijn weg gaat (zie hierboven 4.1 en 4.2). Hij vraagt en geeft het je jezelf te verloochenen, hem te vertrouwen en te volgen (Lucas 9:23).[xxxi]
Benoem wat er allemaal gebeurt en zet de weg die Jezus gaat centraal in het christelijke denken en leven.
4.4 Akker en oordeel.
Hierboven besprak ik aan de hand van drie Bijbelse voorbeelden het denken van Van de Beek. Het is nu tijd om een tussenbalans op te maken.
In Bevrijding zet Van de Beek een knip tussen het Alternatief van het evangelie (Hoofdstuk 2) en de doorwerking van het evangelie (Een echt alternatief? Hoofdstuk 3). Die knip heb je nodig als je vandaag een theologisch tegengeluid wilt laten horen. Dat tegengeluid is goed en nodig. Evengoed doet de manier waarop je dat doet ertoe. Volgens mij is de knip die Van de Beek zet Bijbels gezien te geforceerd. Het is teveel gedacht vanuit de theologische tegenbeweging die hij wil maken.
Welke Bijbelse weg is er voor ons spreken en denken als het gaat over de weg die de Heer gaat en onze plek daarin? Daarover wil ik kort het volgende zeggen.
Matteüs 13.
Ik wil denken in de Bijbelse lijn van Jezus’ gelijkenis van de zaaier en de akker (Matteüs 13:24-30). Jezus zegt dat de eigenaar (Jezus) goed zaad zaait op de akker (wereld) maar dat iemand de boel beduvelt (duivel) door onkruid (kwaad) op diezelfde akker te zaaien. Op die manier duidt Jezus de werkelijkheid. Jezus zegt dat het niet aan mensen is om het onkruid eruit te halen. Jezus zal dat zelf doen.
Na een lange serie Matteüs-preken heb ik geconcludeerd dat deze gelijkenis de sleutel is om het Matteüs-evangelie te begrijpen.[xxxii] Jezus spreekt in de gelijkenis op een verborgen manier over zijn lijden, sterven en opstanding en zijn komende oordeel (Matteüs 24-28). Jezus zal het gewas en onkruid uit elkaar halen (Matteüs 25). Het is boven onze macht om dat te doen (Matteüs 13:29).
1 Korintiërs 3.
In die lijn zie ik ook hoe het eraan toe gaat in Jezus’ kerk. Paulus zegt ergens de kerk Gods bouwwerk is met Christus als fundament (1 Korintiërs 3:9-11. De beeldspraak van de akker van Matteüs 13 komt terug in 1 Korintiërs 3:9).
Er is maar een fundament. Hoe je daarop bouwt is wel verschillend, zegt Paulus. De een doet dat met hout. De ander met stro. Weer een ander met edelstenen. Zelfs met goud (1 Korintiërs 3:12). Hier voel je wel aan dat het ertoe doet hoe je bouwt op Christus en zijn werk. De dag van Jezus zal dat ook aan het licht brengen. Die dag is een dag van vuur (1 Korintiërs 3:13-15). Alleen wat vuurbestendig is blijft (bestaan). Wie prutswerk leverde zal zelf doorheen het vuur toch, miraculeus, gered worden. Zo (goed) is de Heer.
Jezus volgen.
Zowel in Matteüs 13 als in 1 Korintiërs 3 is het oordeel aan Jezus. Daar moet het dan ook maar blijven. Het is niet aan ons. Het is te complex voor ons. Wij kunnen niet zomaar een knip zetten in wat het evangelie is en hoe of waarom dat niet (door)werkt.
Dat betekent vervolgens niet dat wij er helemaal buiten staan. We doen mee met Gods bouwwerk en mogen zelfs, in bepaalde mate, delen in het oordeel dat Jezus brengt. Dat blijkt in Matteüs bijvoorbeeld uit hoofdstuk 18. In dat hoofdstuk komt een belangrijke gedachte uit Matteüs 13 terug als het gaat over kerkelijk(e) toezicht en censuur.[xxxiii] En in 1 Korintiërs (en Galaten e.a.) wijst Paulus aan wat er wel en wat er niet toe doet. In die lijn volgt een gelovige de Heer en leeft met zijn evangelie. Het gaat erom in het leven met de Heer in deze dingen een juiste balans te vinden.
Gods pedagogiek.
‘Hier beneden is het niet’ (Van de Beek) is een terechte opmerking. Maar dat kan geen meetlat zijn zoals het bij Van de Beek functioneert. Op z’n minst moet je er wat aan toevoegen. Ik vind dat de Catechismus dit goed onder woorden brengt in Zondag 44. Het gaat er daar om of en in hoeverre gelovigen in het nieuwe leven kunnen leven. De Catechismus is resoluut: een christen kan niet voldoen aan wat God met je voor ogen heeft. Dit aspect benadrukt Van de Beek.
Vervolgens zet de Catechismus geen punt. De Catechismus zegt dat er toch een klein begin is van het nieuwe leven. Dit raakt aan Pasen en Pinksteren. De vernieuwing is begonnen in wie in Jezus gelooft. Op dat ‘kleine begin’ van de Catechismus is veel kritiek. Is dat niet te karig? Maar dan mis je waar het om gaat.[xxxiv] Het punt is: God roept tot leven wat er niet is (Romeinen 4:17). Dat typeert God.
Zo begint de Bijbel (Genesis 1). God schept ‘uit het niets’; in Christus. God roept Abram. Abram die geen kinderen heeft en geen land (Genesis 12, Romeinen 4:17). God roept en daar begint leven. Dat begin heeft Ezechiël gezien. In de dorre droogte van de ballingschap ziet hij een paar spettertjes water (Ezechiël 47).[xxxv] Het stelt ongeveer niks voor. Maar even later staat hij in een woeste, eindeloos leven gevende rivier; Pinksteren.
Zo roept Jezus zijn discipelen. Wat stellen zij voor? Jezus gaat met hen zijn weg (zie 4.2 en 4.3 hierboven). Dat (kleine) begin is groots en wonderlijk. Deze gang van zaken culmineert in Jezus’ kruisdood en opstanding. In hem overwint God de dood. De kruisdood zelfs; afgang en vloek.[xxxvi] Een gekruisigde is echt helemaal niets (Romeinen 4:17). Maar deze Jezus leeft. Niet voor niets zegt het Paasbericht in Matteüs dat de gekruisigde uit de dood is opgewekt (Matteüs 28:5&6).[xxxvii] Het is begonnen voor wie in Jezus gelooft. Je bent een nieuwe schepping (Galaten 6:15). Dat doet ertoe.
Het is essentieel dat de verwondering over God en zijn concrete werkwijze in Jezus helder wordt in het christelijke denken. Wie – hoe terecht en nodig misschien ook – erop hamert dat het hier niet wat wordt, loopt het risico precies dit aspect over te slaan of te verwaarlozen. Dan verlies je teveel.
Moed.
Volgens mij is het denken van Van de Beek op dit punt niet consequent. Van de Beek staat er juist op dat er concreet over God gesproken wordt:
- Jezus is God (Athanasius). Zo concreet.
- Het evangelie wordt gekend via het evangelie (Pascal). Zo concreet.
En het concrete werk dat Gods Geest begint in wie in gelooft zou er vervolgens niet of nauwelijks toe doen? Gods pedagogiek is dat je het van Hem leert te verwachten. Gods Geest voltooit waaraan Hij begint (Zondag 44).[xxxviii] Zo laat het evangelie zich volgens mij lezen (zie 4.1-4.3). Het evangelie geeft de burger moed.
5 Die ene Macht.
Hierboven heb ik aan de orde gesteld wat de waarde is van de theologie van Van de Beek en heb ik kritiek op zijn denken geuit. Tot slot nog een ander punt. Wat is de waarde van zijn denken in onze sterk veranderende tijd?
Daarvoor kom ik terug op de opmerking van Van de Beek die ik hierboven noteerde (onder 2. Jezus’ opstanding centraal). Van de Beek bespreekt het theologische model van het Koninkrijk. Volgens Van de Beek werken veel theologen met dit model uit de twintigste-eeuw terwijl gelovigen zelf, net als in de negentiende eeuw, de heersende cultuur omarmen (257). Wat Van de Beek hiermee bedoelt werkt hij niet uit. Dat hoeft ook niet want hierover heeft hij het al veel vaker gehad. Denk bijvoorbeeld aan het (therapeutische) Godsbeeld waarin ‘God altijd van je houdt’ of de vaak gehoorde slogan ‘dat je voor God geliefd bent zoals je bent’. Van de Beek wijst er in dit verband wel eens op op dat heel wat christenen van vandaag in feite volgers van de als ketter veroordeelde Marcion zijn.[xxxix] Ik denk dat theologische modellen van het Koninkrijk niet toereikend zijn om dit soort christelijke cultuurgeloof tegen te gaan.
Deze dingen laat ik nu verder liggen. Want er is een andere ontwikkeling die aandacht nodig heeft en ons voor de vraag staat op welke manier kerk en cultuur zich tot elkaar verhouden en wat dat betekent.
Ander wereldbeeld.
Ik bedoel het volgende. De wereldorde zoals die opgebouwd is na de Tweede Wereldoorlog loopt op z’n laatste benen. Beter gezegd: die bestaat niet meer. Er is niet langer sprake van een dominante cultuur; de westerse, liberale cultuur. De wereldorde is multipolair. Er zijn meerdere grote machtsblokken zoals de VS, China, India, Rusland en andere. De tegenhanger van de G7 komt sterk op in de BRICS-landen. Dit brengt veel onzekerheid met zich mee in onze cultuur.[xl] Het is eten of gegeten worden. Staat Europa ‘op het menu’ van andere grootmachten zoals China en de VS? De sterkste wint (survival of the fittest, zie hierboven bij 2. Jezus’ opstanding centraal).
Postliberaal.
De grootste recente schok in de westerse cultuur was de herverkiezing van Donald Trump in de VS (najaar 2024). Je kunt zeggen dat daarmee een zichtbaar begin is gemaakt met het zogenaamde postliberalisme. Het postliberalisme heeft zo z’n eigen regels (zie Nieuwe regels voor een nieuwe orde. De Groene Amsterdammer 27 maart 2025). Macht gaat bijvoorbeeld boven recht. En vrijheid betekent regels breken. Denk aan hoe Elon Musk te werk ging in overheidsinstellingen. Verder is het ieder voor zich.
Dit alles klinkt zorgwekkend als je er vanuit het evangelie naar kijkt. Betekent dit dan ook dat er in het postliberalisme geen ruimte is voor geloof of voor de kerk? Hier is het opletten geblazen want het tegendeel is het geval. Met betrekking tot de relatie tussen het postliberalisme en geloof/kerk wordt dit gezegd (in het genoemde artikel in De Groene Amsterdammer:
Ook de kerk speelt een belangrijke rol (veel postliberalen zijn katholiek, en vaak op latere leeftijd gedoopt)…. De term ‘christelijke wortels’ valt regelmatig bij postliberalen. ‘Christelijke naties verzorgen hun zieken en armen, beschermen het leven van conceptie tot aan de natuurlijke dood, en geven gestalte aan hun geloof met feestdagen en festivals en inspireren het publieke leven met de hoop op de eeuwigheid.
Hart?
Hier gaat de cultuur een verbond aan met de kerk. Je kunt de goede kanten ervan zien. Het respect voor leven. De zorg voor zieken en zwakken. De hoop op de eeuwigheid. Maar als dit een systeem is dat gebaseerd is op macht boven recht; waar heb je dan mee te maken? Een culturele tegenbeweging? Gaat het om Jezus of om cultuur; het behoud van jouw cultuur?[xli] De in Nederland wonende en docerende historicus James Kennedy zei laatst dit over christelijke Trump-stemmers (Dagblad Trouw (zaterdag 19 april 2025):
Velen belijden christen te zijn maar … richten zich liever op waarden die hun macht vergroten: macht, moed, glorie … en zelfbevestiging…. Theoloog Russel Moore beschreef het nihilisme onder vele christenen, die eigenlijk nauwelijks meer spreken over Jezus of stil staan bij zijn boodschap…. “Ze houden van bijbelse autoriteit maar niet van de Bijbel. Ze houden van conservatisme, maar niet van hetgeen geconserveerd zou moeten worden.” De Bergrede van Jezus… schrijven ze af als linkse softheid…. Het levende hart van het geloof is verworden tot lege beginselen.
In de regel gaat het zo dat wat in de VS speelt even later ook bij ons gebeurt. Wie de situatie in ons land bekijkt ziet dat deze ontwikkelingen ook bij ons spelen, zij het op een andere manier en niet op dezelfde schaal. De kerk doet er verstandig aan om niet naïef te zijn als het gaat om hernieuwde aandacht voor ‘christelijke wortels’ of een manier van denken die de kerk ‘promoot’.
Robuust.
Bij deze ontwikkeling is het denken van Van de Beek behulpzaam en nodig. Focus op het koningschap van Jezus aan het kruis staat diametraal tegenover dit cultuurgeloof. Hij die gekruisigd is en leeft heeft werkelijk macht (Matteüs 28:18). Het ‘onmodieuze’ karakter van Van de Beeks denken brengt een bepaalde robuustheid met zich mee. De grote geloofsgeheimen staan centraal (wie is Jezus? De eucharistie, etc.). En Van de Beek voert zijn denken voortdurend terug op de Bijbel.[xlii] Dit zijn allemaal zaken die vandaag, in de hierboven genoemde context, van pas komen. De Geest heeft een eigen stem. Christenen hebben een eigen verhaal.
Open ogen.
Vervolgens kun je doorslaan op het moment dat je alleen spoken en beren op de weg ziet. In de westerse cultuur – als je daar nog zo van kunt spreken – is te zeggen dat er op allerlei manieren hernieuwde interesse blijkt voor het christelijke geloof en voor de kerk. De New York Post (17 april 2025) berichtte dat een nieuwe generatie zich bekeert en de weg naar de kerk vindt. Allerlei factoren spelen mee, zoals de COVID-pandemie en alternatieven die te vrijblijvend werden bevonden. In Frankrijk werden afgelopen Pasen in de Katholieke Kerk tienduizend mensen gedoopt (Nederlands Dagblad). De ‘doorgewinterde’ atheïste Lieke Marsman spreekt in haar boek Op een andere planeet kunnen ze me redden (2025) onomwonden van haar geloof in God – al haast ze zich wel om erbij te zeggen dat hierbij niet om de kerk gaat.[xliii] In ons land laat onderzoek een trendbreuk zien (EO). Voor het eerst is er een nieuwe generatie die geloviger wordt. Voor de een betekent dit dat je bij een groep wilt horen. Voor een ander is het een keuze om het met Jezus te wagen. De vraag laat zich ook stellen of deze trend raakt aan een groeiend conservatisme en wat dat vervolgens betekent.
Onderscheidingsvermogen.
Welke weg wijst de Geest? Zijn bovengenoemde trends aan elkaar verbonden? Laat een veranderende wereldorde mensen (weer) zoeken naar een vaste g/Grond?
Wie in God gelooft weet dat zijn gangen in de geschiedenis niet na zijn te rekenen. Je weet ook dat Hij het heft definitief in handen heeft genomen. Golgota, Pasen en Pinksteren laten het zien.
Het is in onze tijd belangrijk om te bidden om en gericht te zijn op de bijzondere Geestesgave van het onderscheidingsvermogen (Filippenzen 1:10). Het gaat niet om een ‘zuivere’ kerk want wij kunnen ons zomaar vergissen (Matteüs 13). Een helder getuigenis van de Heer die alle harten kent en ieder wil redden is wel van belang. Zo’n getuigenis wil de Geest zeker zegenen en tot zegen maken.
Dordrecht 19 juni 2025
Voetnoten
[i] Zie Apologetiek als teken van hoop (OnderWeg, 2020). Zie de voetnoten iii en vii waarin ik enerzijds begrip opbreng voor Van de Beeks positie en anderzijds verstarring van zijn standpunten zie optreden.
[ii] Zie bij de vorige voetnoot.
[iii] Starten bij de werkelijkheid is van pijn en lijden is belangrijk. Denk aan de vraag naar lijden. Zie mijn preek God en lijden waarom? Deel 1. Waarom. En God en lijden. Deel 2 Is er weg?
[iv] Dit raakt rechtstreeks het onderwerp het kennen van God en apologetiek: ‘je hoeft niet verder te denken. Je hoeft je alleen maar bij Hem aan te sluiten’ (169).
[v] Volgens mij laat het Paasevangelie zich zo inderdaad lezen. Zie de Paaspreek (twee zondag na Pasen): Hoe alles verandert en hetzelfde blijft. Preek Marcus 16:9-20.
[vi] Dat zit in veel dingen. Het heeft te maken met opgaan in een cultuur die op het hier-en-nu gericht is. Laat ik een voorbeeld geven. In de kerken waarvan ik lid ben is in het huwelijksformulier de passage dat je elkaar trouw blijft ‘tot Jezus’ komst’ eruit gehaald (je belooft nu trouw tot de dood je scheidt). Dit is zonder enige discussie veranderd en geen haan die ernaar kraait (zie mijn longread Ervaren heil naar aanleiding van Vrede op aarde van Stefan Paas (2023)).
[vii] Zie preek over het eschatologische Marcus 13. En zie de gelijkenissen uit Matteüs 25, bijvoorbeeld in de preek Gods hebzucht over de gelijkenis van de talenten. Dit spreken culmineert in Getsemane (waar de discipelen in slaap vallen!), zie preek Jezus in Getsemane.
[viii] Zie preek Emmaüsgangers (Lucas 24).
[ix] Zie preek Kolossenzen 3:3.
[x] In mijn longread over Paas’ boek Vrede op aarde zeg ik dat het jammer is het te laten bij jubelende recensie of juist erg kritische lezing (zoals die van Dekker) van Vrede op aarde.
[xi] In mijn vorige gemeente Rotterdam-Delfshaven hield ik een aantal preken over de 1ste brief van Petrus. Zie bijvoorbeeld Op één lijn met Christus. Preek 1 Petrus 1:2 en 3. Onderaan die preektekst een verwijzing naar meer preken uit die serie.
[xii] Een vaste burcht is gebaseerd op Psalm 46. Opvallend is dat dit lied – dat in het midden van een rij ‘Psalmen van de Korachieten’ staat – God, God alleen, helemaal in het midden neerzet. Zie preek Psalm 46.
[xiii] Zie mijn artikel Een nieuwe belijdenis begint met vragen naar God. Artikel in het Nederlands Dagblad.
[xiv] Denk aan de uitleg van Van de Beek van Jezus’ gelijkenis van de talenten. Zie preek Gods hebzucht. Preek Matteüs 25.
[xv] Zie Waarom het lezen van Ezechiël nodig is. Artikel in OnderWeg naar aanleiding van een prekenserie over dat Bijbelboek.
[xvi] Zie preek Ezechiël 16.
[xvii] Zie De vrijheid van het geloof. Introductie op prekenserie Galaten.
[xviii] Zie inleidende preek Galaten 1 voor de setting van die tijd.
[xix] Zie preek Ruim baan voor Jezus’ evangelie. Preek Galaten 2:1-14.
[xx] Zie preek Handelingen 2:36 (Pinksteren).
[xxi] Zie inleidende preek Galaten 1 voor de setting van die tijd.
[xxii] Zie preek Galaten 2 Ruim baan voor het evangelie.
[xxiii] Zie preek Exodus 32.
[xxiv] Zie korte introductie prekenserie Matteüs.
[xxv] Zie preek Ook de Dood wordt een halt toegeroepen. Preek Matteüs 9.
[xxvi] Zie preek uit Marcus over Getsemane.
[xxvii] Zie preek Jezus in Getsemane en Gods ongedachte verlossingsweg (Artikel OnderWeg).
[xxviii] Zie preek Bij de koning aan tafel (Matteüs) en Avondmaal in lijdenstijd (Lucas).
[xxix] Zie preek Jezus die Petrus aankijkt (na Petrus’ verloochening).
[xxx] Zie preek Jezus in Getsemane.
[xxxi] Zie preek eerste lijdensaankondiging Lucas 9.
[xxxii] Zie preek Matteüs 13:24-30.
[xxxiii] Zie inleiding op prekenserie Matteüs 18.
[xxxiv] Zie handout preek Zondag 44.
[xxxv] Zie preek Ezechiël 47.
[xxxvi] Zie preek Goede Vrijdag over de plek van het kruis.
[xxxvii] Zie paaspreek De gekruisigde leeft.
[xxxviii] Zie vorige voetnoot.
[xxxix] Zie bijvoorbeeld mijn inleiding op een prekenserie over Ezechiël.
[xl] In mijn lange inleiding op een prekenserie Ezechiël heb ik dit perspectief meegenomen (zie vorige voetnoot).
[xli] Zie Zet Jezus niet in voor culturele doeleinden (artikel Nederlands Dagblad 2017) als reactie op Lang leve onze christelijke cultuur. En zie ook Het gebed van een atheïst. Preek Arminiuskerk 2025.
[xlii] Een van mijn kritiekpunten op Vrede op aarde is dat dit boek een nogal ‘dunne Bijbel’ heeft. Zie mijn longread over Vrede op aarde.
[xliii] Typisch Nederland. Zie Volharding der heiligen. Inleiding tgv Ode aan de Synode. Hier gaat het over Nederland als religieus, post-kerkelijk land.
—- einde —
